Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: verschieden

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: verschieden

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verschieden:
  2. verscheiden:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verschieden (Duits) in het Zweeds

verschieden:

verschieden bijvoeglijk naamwoord

  1. verschieden (unterschiedlich; verschiedenartig)
    annorlunda
  2. verschieden (unterschiedlich; verschiedenartig; mannigfach; mannigfaltig)
    diverse
  3. verschieden (unterscheidend)
    åtskiljd

Vertaal Matrix voor verschieden:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annorlunda unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig absonderlich; besonder; eigen; eigenartig; eigentümlich; extravagant; exzentrisch; fremd; fremdartig; komisch; merkwürdig; sonderbar
diverse mannigfach; mannigfaltig; unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig
åtskiljd unterscheidend; verschieden

Synoniemen voor "verschieden":

  • anders; andersartig; differenzierend; divergent; mancherlei; ungleich; ungleichartig; unterschiedlich; unähnlich; verschiedenartig; voneinander abweichend; zwei Paar Schuhe
  • erlegen; aus dem Leben geschieden; dahingegangen; dahingeschieden; gehimmelt; gestorben; nicht mehr sein; tot; verstorben

Wiktionary: verschieden

verschieden
adjective
  1. nicht gleich, andere Eigenschaften habend
  2. nicht der-/die-/dasselbe, nicht identisch
  3. im Plural: mehrere (gleichgültig, ob gleich oder unterscheidbar)
Cross Translation:
FromToVia
• verschieden → olik ↔ different — not the same
• verschieden → diverse ↔ diverse — different
• verschieden → olik; olika ↔ différent — Qui n’est pas pareil, qui est autre, distinct.

verschieden vorm van verscheiden:

verscheiden werkwoord (verscheide, verscheidet, verschied, verschiedet, verschieden)

  1. verscheiden (sterben; umkommen; entschlafen; hinscheiden; dahingehen)
    dö; gå hädan; ta ner skylten
    • dö werkwoord (dör, dog, dött)
    • gå hädan werkwoord (går hädan, gick hädan, gått hädan)
    • ta ner skylten werkwoord (tar ner skylten, tog ner skylten, tagit ner skylten)
  2. verscheiden (sterben; hingehen; einschlummern; )
    dö; gå bort; avlida
    • dö werkwoord (dör, dog, dött)
    • gå bort werkwoord (går bort, gick bort, gått bort)
    • avlida werkwoord (avlider, avled, avlidit)
  3. verscheiden (sterben; aussterben; absterben; )
    dö; dö ut
    • dö werkwoord (dör, dog, dött)
    • dö ut werkwoord (dör ut, dog ut, dött ut)

Conjugations for verscheiden:

Präsens
  1. verscheide
  2. verscheidet
  3. verscheide
  4. verscheiden
  5. verscheide
  6. verscheiden
Imperfekt
  1. verschied
  2. verschiedest
  3. verschied
  4. verschieden
  5. verschiedet
  6. verschieden
Perfekt
  1. bin verschieden
  2. bist verschieden
  3. ist verschieden
  4. sind verschieden
  5. seid verschieden
  6. sind verschieden
1. Konjunktiv [1]
  1. verscheide
  2. verscheidest
  3. verscheide
  4. verscheiden
  5. verscheidet
  6. verscheiden
2. Konjunktiv
  1. verschiede
  2. verschiedest
  3. verschied
  4. verschieden
  5. verschiedet
  6. verschieden
Futur 1
  1. werde verscheiden
  2. wirst verscheiden
  3. wird verscheiden
  4. werden verscheiden
  5. werdet verscheiden
  6. werden verscheiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verscheiden
  2. würdest verscheiden
  3. würde verscheiden
  4. würden verscheiden
  5. würdet verscheiden
  6. würden verscheiden
Diverses
  1. verscheid!
  2. verscheidet!
  3. verscheiden Sie!
  5. verschieden
  6. verscheidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verscheiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dö Krepieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avlida abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben abtöten; entschlafen; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verenden; zugrunde gehen
dö abkratzen; absterben; aussterben; dahingehen; eingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; erlöschen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden; versterben abtöten; entschlafen; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verenden; zugrunde gehen
dö ut absterben; aussterben; eingehen; erlöschen; hingehen; sterben; verscheiden; versterben aussterben
gå bort abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben abreisen; aufbrechen; entschlafen; fortreisen; im Sterben liegen; seineZelteabbrechen; sterben; umkommen; verlassen; wegfahren; wegreisen; zugrunde gehen
gå hädan dahingehen; entschlafen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden
ta ner skylten dahingehen; entschlafen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden

Synoniemen voor "verscheiden":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0797 seconde
Page rendered in 1.0 seconds