Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abtreten (Duits) in het Zweeds

Abtreten:

Abtreten [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abtreten (Ausscheiden)
    avträdande; pensionering
  2. Abtreten (Verschwinden)
    försvinnande
  3. Abtreten (Kündigung; Absage)
    uppsägning
  4. Abtreten (Anfordern; Abtrennen; Abheben)
    krav; anspråk; fordran
    • krav [-ett] zelfstandig naamwoord
    • anspråk [-ett] zelfstandig naamwoord
    • fordran zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abtreten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anspråk Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Anfrage; Anmaßung; Anspruch; Ansprüche; Antrag; Begehren; Bitte; Gesuch; Prätension; Schadensersatzansprüche
avträdande Abtreten; Ausscheiden Ausscheidung; Austritt; Kündigung
fordran Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Schuldforderung
försvinnande Abtreten; Verschwinden
krav Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Anmaßung; Anpruch geltend machen auf; Ansprüche; Bedingung; Benötigte; Erforderliche; Forderung; Prätension; Schadensersatzansprüche
pensionering Abtreten; Ausscheiden
uppsägning Absage; Abtreten; Kündigung Abschied; Diensentlassung; Entlassung
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avträdande abtretend; zurücktretend