Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Beweis:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Beweis (Duits) in het Zweeds

Beweis:

Beweis [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Beweis (Beweisstück; Bescheinigung; Beleg)
    belägg; bevis; bevismaterial
  2. der Beweis (Beleg; Bescheinigung)
    bevis
    • bevis [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beweis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belägg Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück
bevis Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweismaterial; Beweismittel; Rechtsbeweis
bevismaterial Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweisstück; Dokument; Schriftstück

Synoniemen voor "Beweis":


Wiktionary: Beweis

Beweis
noun
  1. Logik: eine nach festgelegten Regeln durchgeführte Ableitung
  2. Jura, Mathematik: die Darlegung der Richtigkeit oder der Unrichtigkeit einer Aussage oder eines Urteils mittels empirischer oder logischer Methoden

Cross Translation:
FromToVia
Beweis bevis proof — any effort, process, or operation designed to establish or discover a fact or truth
Beweis bevis; gärd; prov preuve — Traductions à trier suivant le sens
Beweis tecken; bevis; gärd; prov; attest témoignageaction de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.