Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Bruchteil:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bruchteil (Duits) in het Zweeds

Bruchteil:

Bruchteil [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Bruchteil (Teil; Stück; Segment; )
    bit; del
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord

Bruchteil [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bruchteil (Segment; Teil; Abschnitt; Stück)
    sektion; segment; del
    • sektion [-en] zelfstandig naamwoord
    • segment [-ett] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bruchteil:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bit Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen Anbeißen; Artikel; Aufsatz; Binärzahl; Bit; Biß; Brocken; Bruch; Bund; Bündel; Fraktur; Grus; Holzschuh; Kandisstückchen; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Knacks; Kostüm; Kästchen; Menge; Paket; Postpaket; Publikation; Päckchen; Scheibe; Schnitte; Scholle; Stück; Stückchen; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; Zahnbruch; Zettel; Zuckerwürfel; großes und dickes Stück
del Abschnitt; Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen Abschnitt; Anteil; Artikel; Aufsatz; Bestandteil; Bezeichnung; Brocken; Element; Portion; Publikation; Ration; Scheibe; Schnitte; Segment; Stück; Stückchen; Teil; Teilchen
segment Abschnitt; Bruchteil; Segment; Stück; Teil Kontocodesegment; Segment
sektion Abschnitt; Bruchteil; Segment; Stück; Teil Abteilung; Dezernat; Durchschnitt; Geschäftsstelle; Sekte; Sektion; Verwaltungsregion; Zweigstelle

Synoniemen voor "Bruchteil":


Wiktionary: Bruchteil

Bruchteil
noun
  1. kleiner Teil eines Ganzen
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
Bruchteil bråkdel fraction — part of a whole