Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Einschlag

Vertaal Einschlag van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Einschlag:
- bräcka; brytning; lucka; rämna; bräsch; bokomslag; inbindning
Wiktionary:
- Einschlag → jordslagning, fåll, veck, hjulutslag, avverkning, inslag, nedslag
- Einschlag → väft

Duits

Uitgebreide vertaling voor Einschlag (Duits) in het Zweeds

Einschlag:

Einschlag [der ~] zelfstandig naamwoord

der Einschlag (Bresche; Loch; Öffnung; Einschläge; Aufmachung)
bräcka; brytning; lucka; rämna; bräsch
- bräcka [-en] zelfstandig naamwoord
- brytning [-en] zelfstandig naamwoord
- lucka [-en] zelfstandig naamwoord
- rämna [-en] zelfstandig naamwoord
- bräsch [-en] zelfstandig naamwoord
der Einschlag (Buchumschlag; Umschlag; Einband)
bokomslag; inbindning
- bokomslag zelfstandig naamwoord
- inbindning zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Einschlag:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bokomslag	Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag	Bezug; Überzug
brytning	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung	Brüstung; Geländer; Lichtbrechung; Strahlenbrechung
bräcka	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung	Ermangelung; Hinfälligkeit; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Schwachheit; Schwäche
bräsch	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung
inbindning	Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag
lucka	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung	Hiatus; Leere; Lücke; Mangel; Manko; Untertür
rämna	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung	Schlitz; Schnitt; Spalt
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bräcka		rütteln; winden; wricken; wriggen; wringen
rämna		aufbrechen; aufbringen; aufreißen; aufsperren

Synoniemen voor "Einschlag":

Aufprall; Begebenheit; Ereignis; Geschehnis; Vorfall; Vorgang; Vorkommnis
Durchschuss
Entwicklung; Färbung; Neigung; Richtung; Tendenz; Trend

Wiktionary: Einschlag

Einschlag

noun

Landwirtschaft: Abdeckung von Jungpflanzen mit Erde
- Einschlag → jordslagning
Schneiderei: Saum bei Kleidungsstücken
- Einschlag → fåll; veck
Fahrzeug: Lenkung der Rad, Drehung am Lenkrad
- Einschlag → hjulutslag
Forstwirtschaft: planmäßige Baumfällung
- Einschlag → avverkning
Beimischung völkischer Eigenart
- Einschlag → inslag
Spur, die ein Schlag hinterlassen
- Einschlag → nedslag
das Eintreffen von Blitz oder Geschoss
- Einschlag → nedslag

Cross Translation:

From	To	Via
• Einschlag	→ väft	↔ inslag — draden van het weefgetouw