Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Eintopf:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Eintopf (Duits) in het Zweeds

Eintopf:

Eintopf [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Eintopf (Eintopfgericht)
    mischmasch; stuvning
  2. der Eintopf (Eintopfgericht; Zusammengekochte)
    hotchpotchsoppa; mischmasch; röra

Vertaal Matrix voor Eintopf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hotchpotchsoppa Eintopf; Eintopfgericht; Zusammengekochte
mischmasch Eintopf; Eintopfgericht; Zusammengekochte Ausschußware; Kram; Mischmasch; Plunder; Sammelsurium
röra Eintopf; Eintopfgericht; Zusammengekochte Anhäufung; Aufhäufung; Ausschußware; Chaos; Dichtung; Durcheinander; Gepfusche; Gequake; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Horde; Kram; Mischfutter; Mischmasch; Pfuscherei; Plunder; Rommel; Sammelsurium; Sauerei; Sauwirtschaft; Schar; Schererei; Schmiererei; Schrott; Schund; Schutthaufen; Schweinerei; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr; Zusammengeraffte
stuvning Eintopf; Eintopfgericht Stauung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra Belange haben; angehen; anrühren; anstiften; antun; antupfen; aufschüren; aufwiegeln; berühren; betreffen; bewegen; erregen; gehen; gehen um; leicht berühren; mischen; rühren; sich aufmachen; sitzen an; streifen; tippen; touchieren; treffen; tupfen; wegbegeben

Synoniemen voor "Eintopf":


Wiktionary: Eintopf

Eintopf
noun
  1. Gastronomie: Speise, deren Zutaten in einem einzigen Topf gemischt und zubereitet und in dieser Form serviert werden

Cross Translation:
FromToVia
Eintopf stuvning; gryta stew — dish

Computer vertaling door derden: