Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Erlebnis:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Erlebnis (Duits) in het Zweeds

Erlebnis:

Erlebnis [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Erlebnis (Erfahrung)
    upplevelse
  2. Erlebnis (Erleben)
    erfarenhet; upplevelse
  3. Erlebnis (Erkenntnis; Erfahrung)
    erfarenhet; upplevelse; rön

Vertaal Matrix voor Erlebnis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erfarenhet Erfahrung; Erkenntnis; Erleben; Erlebnis Befund; Beobachtung; Erfahrung; Erkenntnis; Geübtheit; Praxis; Routine
rön Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis Entdeckung; Erfindung
upplevelse Erfahrung; Erkenntnis; Erleben; Erlebnis Befund; Beobachtung; Erfahrung; Erkenntnis
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erfarenhet bewandert; erfahren; erfahrungsgemäß; fachmännisch; geschult; geübt; kundig; sachverständig; tüchtig

Synoniemen voor "Erlebnis":


Wiktionary: Erlebnis

Erlebnis
noun
  1. ein bemerkenswertes Ereignis, das jemand erfahren hat

Cross Translation:
FromToVia
Erlebnis upplevelse experience — event(s) of which one is cognizant
Erlebnis erfarenhet ervaring — een vorm van kennis