Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Hacke:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hacke (Duits) in het Zweeds

Hacke:

Hacke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Hacke (Hacken)
    häl
    • häl [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Hacke (Spitzhacke; Pickel; Hackbeil; )
    spetshacka; hacka

Vertaal Matrix voor Hacke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacka Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Spitzhacke
häl Hacke; Hacken Schlagseite
spetshacka Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Spitzhacke
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacka Einschnitte bekommen; Kerben bekommen; einkerben; einschneiden; feinhacken; gekerbt werden; hacken; hobeln; in Stücke hacken; kerben; kurz unf trocken husten; verpfuschen

Synoniemen voor "Hacke":


Wiktionary: Hacke

Hacke
noun
  1. (umgangssprachlich) Ostösterreich bis Salzburg, selten: Arbeit
  2. (umgangssprachlich) Nord- und Mitteldeutschland: Absatz eines Schuhes
  3. (umgangssprachlich) Nord- und Mitteldeutschland: Ferse
  4. bairisch: (kleines) scharfes Hauwerkzeug zum Bearbeiten und Teilen von Holz oder Fleisch
    • Hackeyxa
  5. Schweiz, Deutschland ohne Südosten: Gartengerät zum Auflockern der Erde

Cross Translation:
FromToVia
Hacke hacka hoe — agricultural tool
Hacke hacka pick — pickaxe
Hacke yxa; bila hache — Instrument de fer servant à couper