Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Mark:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mark (Duits) in het Zweeds

Mark:

Mark [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Mark
    gränsland

Vertaal Matrix voor Mark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gränsland Mark Grenzabschnitt; Grenzgebiet

Synoniemen voor "Mark":


Wiktionary: Mark

Mark
noun
  1. Anatomie, Biologie: weiche Substanz im Kern von Knochen, Stengel oder Früchten
  1. Plural 1: Währungsbezeichnung, abgeleitet von [1]
  2. Plural 1: Gewichtseinheit

Cross Translation:
FromToVia
Mark gränsland march — obsolete: border region
Mark mark march — region at a frontier governed by a marquess
Mark D-mark; mark mark — unit of currency
Mark märg marrow — substance inside bones
Mark märg merg — anatomie|nld het zachte weefsel in de kern van een bot