Neuigkeit in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Neuigkeit:
- nyheter; grej; apparat; pryl; manick; nyhetsrapport; nymodighet; budskap; tidender
Wiktionary:
- Neuigkeit → nyhet
- Neuigkeit → nyhet, underrättelse

Duits

Uitgebreide vertaling voor Neuigkeit (Duits) in het Zweeds

die Neuigkeit (Nachricht; Meldung)
nyheter
- nyheter zelfstandig naamwoord
die Neuigkeit (Modeartikel)
grej; apparat; pryl; manick
- grej [-en] zelfstandig naamwoord
- apparat [-en] zelfstandig naamwoord
- pryl [-en] zelfstandig naamwoord
- manick [-en] zelfstandig naamwoord
die Neuigkeit (Nachrichten; Nachricht; Neuigkeiten)
nyheter; nyhetsrapport
- nyheter zelfstandig naamwoord
- nyhetsrapport zelfstandig naamwoord
die Neuigkeit (Novität; Neuheit)
nymodighet
- nymodighet [-en] zelfstandig naamwoord
die Neuigkeit (Nachricht; Bericht; Meldung)
budskap; tidender; nyheter
- budskap [-ett] zelfstandig naamwoord
- tidender zelfstandig naamwoord
- nyheter zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
apparat	Modeartikel; Neuigkeit	Apparat; Apparatur
budskap	Bericht; Meldung; Nachricht; Neuigkeit
grej	Modeartikel; Neuigkeit	Nippes; Nippsache
manick	Modeartikel; Neuigkeit	Nippes; Nippsache
nyheter	Bericht; Meldung; Nachricht; Nachrichten; Neuigkeit; Neuigkeiten	Nachrichten; Neuigkeiten; Tagesschau; Wochenschau
nyhetsrapport	Nachricht; Nachrichten; Neuigkeit; Neuigkeiten	Zeitungsbericht; Zeitungsnachricht
nymodighet	Neuheit; Neuigkeit; Novität
pryl	Modeartikel; Neuigkeit	Ahle; Nippes; Nippsache; Pfriem
tidender	Bericht; Meldung; Nachricht; Neuigkeit

Neuigkeit

noun

Information oder Nachricht von einem Geschehen, das sich erst vor kurzer Zeit ereignet hat
- Neuigkeit → nyhet

Cross Translation:

From	To	Via
• Neuigkeit	→ nyhet; underrättelse	↔ nouvelle — Fait nouveau dont on est informé