Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Schwein

Vertaal Schwein van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Schwein:
- uppkäftig; ful i munnen; vildsvin; svin; lycka; gladhet; griskulting
Wiktionary:
- Schwein → svin, gris
- Schwein → svindjur, gris, svin, fläsk

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schwein (Duits) in het Zweeds

Schwein:

Schwein [das ~] zelfstandig naamwoord

Schwein (Sau; Ferkel)
uppkäftig; ful i munnen
- uppkäftig zelfstandig naamwoord
- ful i munnen zelfstandig naamwoord
Schwein
vildsvin
- vildsvin [-ett] zelfstandig naamwoord
Schwein
svin
- svin
Schwein (Glück)
lycka; gladhet
- lycka [-en] zelfstandig naamwoord
- gladhet zelfstandig naamwoord
Schwein (Ferkel; Schweinchen; Sau)
griskulting
- griskulting zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schwein:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ful i munnen	Ferkel; Sau; Schwein
gladhet	Glück; Schwein	Ausgelassenheit; Erfreulichkeit; Feudenruf; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Seligkeit; Spaß; Vergnügen
griskulting	Ferkel; Sau; Schwein; Schweinchen	Ferkel; Schweinchen
lycka	Glück; Schwein	Behagen; Erfolg; Euphorie; Extraprofit; Gelegenheitskauf; Gelegenheitskäufe; Gelingen; Genuß; Glück; Glückseligkeit; Glücksfall; Glücksfälle; Glückstreffer; Großartigkeit; Gutdünken; Herrlichkeit; Köstlichkeit; Seligkeit; Vermögen; Vortrefflichkeit; Wohlbefinden; Wohlbehagen; Wohlstand; Wonne; Zufallstreffer; kleiner Profit; unerwarteter Vorteil; unerwartetes Glück
uppkäftig	Ferkel; Sau; Schwein
vildsvin	Schwein	Eber
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
svin	Schwein
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
uppkäftig		anmaßend; arrogant; bissig; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; hündig; klobig; plump; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich

Synoniemen voor "Schwein":

Arsch; Arschloch; Drecksack; Hund; Hurensohn; Kackstiefel; Mistkerl; Scheißkerl; Schweinehund; Wichser; unangenehmer Mensch
Borstenvieh; Hausschwein; Wildschwein; Wutz; Säuger; Säugetier; Warmblüter

Wiktionary: Schwein

Schwein

noun

ein Säugetier mit kurzen Beinen, verlängerter rüsselartiger Schnauze, Borsten
- Schwein → svin; gris

Cross Translation:

From	To	Via
• Schwein	→ svindjur	↔ hog — animal of the family Suidae
• Schwein	→ gris; svin	↔ pig — mammal of genus Sus
• Schwein	→ svin	↔ swine — contemptible person
• Schwein	→ gris; svin	↔ zwijn — een varken
• Schwein	→ gris; svin	↔ cochon — Mammifère domestique
• Schwein	→ gris; svin; fläsk	↔ porc — Animal

Verwante vertalingen van Schwein