Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Trümmerhaufen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Trümmerhaufen (Duits) in het Zweeds

Trümmerhaufen:

Trümmerhaufen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Trümmerhaufen (Schutthaufen; Pfuscherei; Chaos; )
    bråte; röra
    • bråte [-en] zelfstandig naamwoord
    • röra [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Trümmerhaufen (Ruine; Trümmer; Baufall)
    ruiner
    • ruiner zelfstandig naamwoord
  3. der Trümmerhaufen (Ruine)
    missanpassad; människospillra; ruin; vrak
  4. der Trümmerhaufen
    skräp hög

Vertaal Matrix voor Trümmerhaufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bråte Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr
missanpassad Ruine; Trümmerhaufen Sonderling
människospillra Ruine; Trümmerhaufen
ruin Ruine; Trümmerhaufen
ruiner Baufall; Ruine; Trümmer; Trümmerhaufen Baufälle; Ruine
röra Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr Anhäufung; Aufhäufung; Ausschußware; Dichtung; Eintopf; Eintopfgericht; Gepfusche; Gequake; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Horde; Kram; Mischfutter; Mischmasch; Pfuscherei; Plunder; Rommel; Sammelsurium; Sauerei; Schar; Schererei; Schmiererei; Schrott; Schund; Schweinerei; Sudelei; Zusammengekochte; Zusammengeraffte
skräp hög Trümmerhaufen
vrak Ruine; Trümmerhaufen Ferkel; Schiffbrüche; Schlucker; Schmierfink; Schmutzfink; unglückliche; Ärmste
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra Belange haben; angehen; anrühren; anstiften; antun; antupfen; aufschüren; aufwiegeln; berühren; betreffen; bewegen; erregen; gehen; gehen um; leicht berühren; mischen; rühren; sich aufmachen; sitzen an; streifen; tippen; touchieren; treffen; tupfen; wegbegeben
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
missanpassad unangepaßt