Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal herabmindern

Vertaal herabmindern van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. herabmindern:

Duits

Uitgebreide vertaling voor herabmindern (Duits) in het Zweeds

herabmindern:

herabmindern werkwoord (mindre herab, minderst heran, mindert herab, minderte herab, mindertet herab, herabgemindert)

  1. herabmindern (degradieren; zurücksetzen; zurückstellen; erniedrigen; herabsetzen)
    degradera
    • degradera werkwoord (degraderar, degraderade, degraderat)
  2. herabmindern (abbauen; vermindern; sinken; )
    förgå; krympa; blekna; minska; avta
    • förgå werkwoord (förgår, förgick, förgått)
    • krympa werkwoord (krymper, krympte, krympt)
    • blekna werkwoord (bleknar, bleknade, bleknat)
    • minska werkwoord (minskar, minskade, minskat)
    • avta werkwoord (avtar, avtog, avtagit)
  3. herabmindern (hinunterbringen; herabtragen)
    ta ned
    • ta ned werkwoord (tar ned, tog ned, tagit ned)

Conjugations for herabmindern:

Präsens
  1. mindre herab
  2. minderst heran
  3. mindert herab
  4. mindern herab
  5. mindert herab
  6. mindern herab
Imperfekt
  1. minderte herab
  2. mindertest herab
  3. minderte herab
  4. minderten herab
  5. mindertet herab
  6. minderten herab
Perfekt
  1. habe herabgemindert
  2. hast herabgemindert
  3. hat herabgemindert
  4. haben herabgemindert
  5. habt herabgemindert
  6. haben herabgemindert
1. Konjunktiv [1]
  1. herabmindere
  2. herabminderest
  3. herabmindere
  4. herabminderen
  5. herabminderet
  6. herabminderen
2. Konjunktiv
  1. herabminderte
  2. herabmindertest
  3. herabminderte
  4. herabminderten
  5. herabmindertet
  6. herabminderten
Futur 1
  1. werde herabmindern
  2. wirst herabmindern
  3. wird herabmindern
  4. werden herabmindern
  5. werdet herabmindern
  6. werden herabmindern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde herabmindern
  2. würdest herabmindern
  3. würde herabmindern
  4. würden herabmindern
  5. würdet herabmindern
  6. würden herabmindern
Diverses
  1. mindre herab!
  2. mindert herab!
  3. mindern Sie herab!
  5. herabgemindert
  6. herabmindernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor herabmindern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
degradera Degradieren; Herabsetzen; Zurückseetzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avta abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen entladen nach der Arbeit; entspannen; geringer werden; schlechter werden; vergehen; vermindern; verringern; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
blekna abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abflauen; abschwächen; auswaschen; bleichen; die Farbe wechseln; einschießen; erblassen; erbleichen; ermatten; ermüden; erschlaffen; nachlassen; schießen; sich verfärben; sichverfärben; verblassen; verflauen; verschießen
degradera degradieren; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen; zurücksetzen; zurückstellen
förgå abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen ablaufen; vergehen; verstreichen; vorbei gehen
krympa abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abnehmen; abnehmend; einschrumpfen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; schwindend; verkleinern; vermindern; verringern; zurückgehen; zusammenschrumpfen
minska abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abkürzen; abnehmend; einschrumpfen; einschränken; geringer werden; herabsetzen; herabwürdigen; kürzen; lindern; mildern; mindern; minimalisieren; mäßigen; niedriger machen; reduzieren; rückgängig machen; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwindend; senken; verkleinern; verkürzen; vermindern; verringern; weniger werden; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden
ta ned herabmindern; herabtragen; hinunterbringen ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
minska Abgang; Lagerabgang







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0241 seconde
Page rendered in 1.0 seconds