Hingehen in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor hingehen (Duits) in het Zweeds

hingehen (sterben; einschlummern; verscheiden; versterben; hinscheiden; einschlafen; erliegen; abkratzen; entschlafen; dahingehen; fortgehen)
dö; gå bort; avlida
- dö werkwoord (dör, dog, dött)
- gå bort werkwoord (går bort, gick bort, gått bort)
- avlida werkwoord (avlider, avled, avlidit)
hingehen (sterben; aussterben; absterben; eingehen; erlöschen; verscheiden; versterben)
dö; dö ut
- dö werkwoord (dör, dog, dött)
- dö ut werkwoord (dör ut, dog ut, dött ut)

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dö		Krepieren
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avlida	abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben	abtöten; entschlafen; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verenden; zugrunde gehen
dö	abkratzen; absterben; aussterben; dahingehen; eingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; erlöschen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben	abtöten; dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verenden; verscheiden; zugrunde gehen
dö ut	absterben; aussterben; eingehen; erlöschen; hingehen; sterben; verscheiden; versterben	aussterben
gå bort	abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben	abreisen; aufbrechen; entschlafen; fortreisen; im Sterben liegen; seineZelteabbrechen; sterben; umkommen; verlassen; wegfahren; wegreisen; zugrunde gehen