Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. satt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor satt (Duits) in het Zweeds

satt:

satt bijvoeglijk naamwoord

  1. satt (mehr als genug; voll)
    mer än nog
  2. satt (leid)
    slut
    • slut bijvoeglijk naamwoord
  3. satt (gesättigt; voll; befriedigt)
    nöjd; mätt; fullt; mättad
    • nöjd bijvoeglijk naamwoord
    • mätt bijvoeglijk naamwoord
    • fullt bijvoeglijk naamwoord
    • mättad bijvoeglijk naamwoord
  4. satt (gesättigt; voll; gefüllt)
    tillfredställd; tillfredställt
  5. satt (ausgestopft Tier; geschwollen; aufgedunsen; )
    uppstoppat djur

Vertaal Matrix voor satt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nöjd Zufriedenheit
slut Ablauf; Abschluß; Arsch; Ausklang; Auslauf; Beendigung; Beendung; Beschluß; Ende; Endergebnis; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Hintern; Konklusion; Resultat; Schluß; Schwanzende
tillfredställd Befriedigung; Freude; Gefallen; Genuß; Lust; Vergnügen; Wohlbehagen; Zufriedenheit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fullt befriedigt; gesättigt; satt; voll besoffen; betrunken; gefüllt; voll; vollgeladen; vollgestopft
mer än nog mehr als genug; satt; voll
mätt befriedigt; gesättigt; satt; voll abgemessen; bemessen; gemessen
mättad befriedigt; gesättigt; satt; voll
nöjd befriedigt; gesättigt; satt; voll
slut leid; satt abgemattet; abgespannt; ermattet; erschöpft; fertig; halbtot; hundemüde; kaputt; ohnmächtig; todmüde; übermüdet
tillfredställd gefüllt; gesättigt; satt; voll
tillfredställt gefüllt; gesättigt; satt; voll glücklich; zufrieden
uppstoppat djur aufgedunsen; ausgestopft; ausgestopft Tier; geschwollen; satt; schwülstig; wulstig

Synoniemen voor "satt":


Wiktionary: satt


Cross Translation:
FromToVia
satt mätt full — satisfied, in relation to eating

Verwante vertalingen van satt