Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. voranschlagen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor voranschlagen (Duits) in het Zweeds

voranschlagen:

voranschlagen werkwoord

  1. voranschlagen (taxieren; schätzen)
    uppskatta; bedöma; skatta
    • uppskatta werkwoord (uppskattar, uppskattade, uppskattat)
    • bedöma werkwoord (bedömer, bedömde, bedömt)
    • skatta werkwoord (skattar, skattade, skattat)

Vertaal Matrix voor voranschlagen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedöma schätzen; taxieren; voranschlagen
skatta schätzen; taxieren; voranschlagen
uppskatta schätzen; taxieren; voranschlagen achten; berechnen; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; kalkulieren; respektieren; schätzen; taxieren; veranschlagen; verehren; würdigen