Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal vorzeigen

Vertaal vorzeigen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vorzeigen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor vorzeigen (Duits) in het Zweeds

vorzeigen:

vorzeigen werkwoord (zeige vor, zeigst vor, zeigt vor, zog vor, zogt vor, vorgezogen)

  1. vorzeigen (darbieten; präsentieren; zeigen; )
    visa; sätta fram för visning
    • visa werkwoord (visar, visade, visat)
    • sätta fram för visning werkwoord (sätter fram för visning, satte fram för visning, satt fram för visning)
  2. vorzeigen (beweisen; erweisen; nachweisen; )
    demonstrera; bevisa; belägga; verifiera
    • demonstrera werkwoord (demonstrerar, demonstrerade, demonstrerat)
    • bevisa werkwoord (bevisar, bevisade, bevisat)
    • belägga werkwoord (belägger, belade, belagt)
    • verifiera werkwoord (verifierar, verifierade, verifierat)
  3. vorzeigen (zeugen von; zeigen)
    intyga; bevittna; vara vittne till
    • intyga werkwoord (intyger, intygde, intygt)
    • bevittna werkwoord (bevittnar, bevittnade, bevittnat)
    • vara vittne till werkwoord (är vittne till, var vittne till, varit vittne till)
  4. vorzeigen (sehen lassen; präsentieren; zeigen; )
    visa; presentera; förevisa; utställa
    • visa werkwoord (visar, visade, visat)
    • presentera werkwoord (presenterar, presenterade, presenterat)
    • förevisa werkwoord (förevisar, förevisade, förevisat)
    • utställa werkwoord (utställer, utställde, utställt)
  5. vorzeigen (ausstellen; zur Schau stellen; darstellen; )
    ådagalägga; visa; framställa; utställa; framlägga
    • ådagalägga werkwoord (ådagalägger, ådagalade, ådagalaggt)
    • visa werkwoord (visar, visade, visat)
    • framställa werkwoord (framställer, framställde, framställt)
    • utställa werkwoord (utställer, utställde, utställt)
    • framlägga werkwoord (framlägger, framlade, framlagt)
  6. vorzeigen (ausstellen; zeigen; präsentieren; vorführen; zur Schau stellen)
    förevisa; visa
    • förevisa werkwoord (förevisar, förevisade, förevisat)
    • visa werkwoord (visar, visade, visat)
  7. vorzeigen (beweisen; nachweisen; erweisen; vorweisen)
    verifiera; bestyrka; bevisa
    • verifiera werkwoord (verifierar, verifierade, verifierat)
    • bestyrka werkwoord (bestyrkar, bestyrkade, bestyrkat)
    • bevisa werkwoord (bevisar, bevisade, bevisat)
  8. vorzeigen (hervor holen; hervor ziehen)
    visa; ta fram; producera; frambringa
    • visa werkwoord (visar, visade, visat)
    • ta fram werkwoord (tar fram, tog fram, tagit fram)
    • producera werkwoord (producerar, producerade, producerat)
    • frambringa werkwoord (frambringar, frambringade, frambringat)

Conjugations for vorzeigen:

Präsens
  1. zeige vor
  2. zeigst vor
  3. zeigt vor
  4. zeigen vor
  5. zeigt vor
  6. zeigen vor
Imperfekt
  1. zog vor
  2. zogst vor
  3. zog vor
  4. zogen vor
  5. zogt vor
  6. zogen vor
Perfekt
  1. habe vorgezogen
  2. hast vorgezogen
  3. hat vorgezogen
  4. haben vorgezogen
  5. habt vorgezogen
  6. haben vorgezogen
1. Konjunktiv [1]
  1. zeige vor
  2. zeigest vor
  3. zeige vor
  4. zeigen vor
  5. zeiget vor
  6. zeigen vor
2. Konjunktiv
  1. zöge vor
  2. zögest vor
  3. zöge vor
  4. zögen vor
  5. zöget vor
  6. zögen vor
Futur 1
  1. werde vorzeigen
  2. wirst vorzeigen
  3. wird vorzeigen
  4. werden vorzeigen
  5. werdet vorzeigen
  6. werden vorzeigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorzeigen
  2. würdest vorzeigen
  3. würde vorzeigen
  4. würden vorzeigen
  5. würdet vorzeigen
  6. würden vorzeigen
Diverses
  1. zeig vor!
  2. zeigt vor!
  3. zeigen Sie vor!
  5. vorgezogen
  6. vorziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vorzeigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevittna Zeugenbank
visa Demonstrieren; Melodie; Vorführen; Weise
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belägga aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
bestyrka beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen befürworten; plädieren; sich einsetzen für; von Meinung sein
bevisa aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen
bevittna vorzeigen; zeigen; zeugen von bemerken; beobachten; entdecken; feststellen; sehen; wahrnehmen
demonstrera aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen anschaulich machen; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten; veranschaulichen; vorstellen
frambringa hervor holen; hervor ziehen; vorzeigen anführen; ausrichten; ausüben; betreiben; einbringen; erfüllen; erledigen; erreichen; fortpflanzen; handeln; hervorbringen; leisten; nach vorne bringen; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vorbringen; vornehmen; ziehen; züchten
framlägga aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen aufwerfen; vorschlagen; zur Rede bringen
framställa aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen aufwerfen; darstellen; schildern; vorschlagen; zur Rede bringen
förevisa aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen
intyga vorzeigen; zeigen; zeugen von an einander befestigen; festmachen
presentera aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen anführen; einbringen; einführen; einleiten; hereinführen; hinführen; vorbringen; vorstellen
producera hervor holen; hervor ziehen; vorzeigen anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen
sätta fram för visning anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen
ta fram hervor holen; hervor ziehen; vorzeigen hervorbringen; nach vorne bringen; vorbringen; zum Vorschein holen
utställa aufweisen; aushängen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; darstellen; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen bloßlegen; enttarnen
vara vittne till vorzeigen; zeigen; zeugen von
verifiera aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen überprüfen
visa anbieten; aufweisen; aushängen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; darstellen; erweisen; feilbieten; hervor holen; hervor ziehen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen annehmen; anweisen; anzeigen; aufstellen; behaupten; demonstrieren; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten; erweitern; feststellen; hervorbringen; hinweisen; konstatieren; zum Vorschein bringen; zum Vorschein holen
ådagalägga aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
belägga anlaufen

Synoniemen voor "vorzeigen":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0304 seconde
Page rendered in 1.0 seconds