Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal wach

Vertaal wach van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

wach:
- vaken; snabb; kvickt; snabbt; vaket
Wiktionary:
- wach → vaken
- wach → vaken, verksam, livlig, ivrig, aktiv, vaksam, påpasslig

Duits

Uitgebreide vertaling voor wach (Duits) in het Zweeds

wach:

wach bijvoeglijk naamwoord

wach (aufgeweckt; wacker; lebhaft; munter; lebendig; quick)
vaken; snabb; kvickt; snabbt; vaket
- vaken bijvoeglijk naamwoord
- snabb bijvoeglijk naamwoord
- kvickt bijvoeglijk naamwoord
- snabbt bijvoeglijk naamwoord
- vaket bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor wach:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kvickt		Schnelle; Stromschnelle
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kvickt	aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker	aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; einsichtsvoll; geistreich; gescheit; geschickt; pfiffig; sachverständig; scharfsinnig; schlau; spitzfindig; vernünftig
snabb	aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker	alsbald; bald; flüchtig; in aller Eile; rasch; schleunig; schnell
snabbt	aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker	abrupt; alsbald; auf der Stelle; auf einmal; bald; direkt; flink; flüchtig; geschwind; hastig; in aller Eile; mit einem Male; plötzlich; rasch; schleunig; schnell; sofortig
vaken	aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker	aufgeweckt; aufmerksam; bedacht; bedachtsam; behutsam; besonnen; flott; lebhaft; quick; schlagfertig; umsichtig; vorsichtig; wachsam
vaket	aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker	aufgeweckt; aufmerksam; bedacht; bedachtsam; behutsam; besonnen; flott; lebhaft; quick; schlagfertig; umsichtig; vorsichtig; wachsam

Synoniemen voor "wach":

aufleben; erwachen; munter werden

Wiktionary: wach

wach

adjective

nicht schlafend, bereits aus dem Schlaf erwacht oder noch nicht eingeschlafen
- wach → vaken

Cross Translation:

From	To	Via
• wach	→ vaken	↔ awake — conscious
• wach	→ verksam; livlig; ivrig; aktiv	↔ actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
• wach	→ vaksam; påpasslig	↔ vigilant — Qui veille avec attention.

Verwante vertalingen van wach