Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Modul:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. modul:
  2. modul-:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Modul (Duits) in het Zweeds

Modul:

Modul [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Modul
    måttenhet; modul
  2. der Modul
    motor
    • motor [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Modul
    modul
    • modul [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Modul:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
modul Modul
motor Modul Antrieb; Antriebskraft; Kraftwerkzeug; Lokomotive; Motor; Triebkraft
måttenhet Modul Maßeinheit

Synoniemen voor "Modul":


Wiktionary: Modul

Modul
noun
  1. eine technische oder organisatorische Einheit, die mit anderen Einheiten zu einem höherwertigen Ganzen zusammengefügt werden kann. Auch Bauteil eines Baukastensystems
  2. Physik: Werkstoffkonstante
  3. Mathematik: algebraische Struktur über einem Ring, ähnlich wie ein Vektorraum



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Modul (Zweeds) in het Duits

modul:

modul [-en] zelfstandig naamwoord

  1. modul (måttenhet)
    der Modul
    • Modul [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor modul:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Modul modul; måttenhet motor

Synoniemen voor "modul":


Wiktionary: modul

modul
noun
  1. eine technische oder organisatorische Einheit, die mit anderen Einheiten zu einem höherwertigen Ganzen zusammengefügt werden kann. Auch Bauteil eines Baukastensystems
  2. Physik: Werkstoffkonstante
  3. Mathematik: algebraische Struktur über einem Ring, ähnlich wie ein Vektorraum

modul-:

modul- bijvoeglijk naamwoord

  1. modul-
    modular

Vertaal Matrix voor modul-:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
modular modul-

Wiktionary: modul-


Cross Translation:
FromToVia
modul- modular modular — of or relating to a module or modules

Verwante vertalingen van Modul