Tense: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

tense:
- gestreßt; gehetzt; gereizt; spannend; nerverzerreißend
Wiktionary:
- tense → Zeit, Tempus
- tense → gespannt, straff
- tense → spannungsgeladen, gespannt, angespannt, bandagieren, mit Bandagen versehen, verbinden, aufziehen, spannen, anspannen, ausspannen, straffen, anziehen, steil, schroff, abschüssig, jäh, starr, steif, einschließen, klemmen, pressen, zwängen, zusammendrücken, kondensieren, komprimieren

Engels

Uitgebreide vertaling voor tense (Engels) in het Duits

tense (strained; stressed; uptight)
gestreßt; gehetzt; gereizt
- gestreßt bijvoeglijk naamwoord
- gehetzt bijvoeglijk naamwoord
- gereizt bijvoeglijk naamwoord
tense (exciting; thrilling)
spannend; nerverzerreißend
- spannend bijvoeglijk naamwoord
- nerverzerreißend bijvoeglijk naamwoord

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	strain; tense up
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gehetzt	strained; stressed; tense; uptight	agitated; fluttered; hastily; hasty; hunted; hurried; hurriedly; in a haste; in a hurry; in haste; nervous
gereizt	strained; stressed; tense; uptight	bad-tempered; excited; exciting; fierce; fucked up; heated; horny; hot; intense; irritated; lascivious; nettled; piqued; pissed off; randy; severe; sore; strong; violent; worked up; wrought up
gestreßt	strained; stressed; tense; uptight
nerverzerreißend	exciting; tense; thrilling
spannend	exciting; tense; thrilling	captivating; enchanting; exciting; fascinating; interesting; intriguing; moving; stirring; thrilling; touching

aroused; wound up; cliff-hanging; suspenseful; suspensive; nail-biting; taut; edgy; high-strung; highly strung; in suspense; jittery; jumpy; nervy; overstrung; restive; uptight; electric; isotonic; nervous; strained; unrelaxed; pumped-up; pumped up; pumped; wired; agitated; uneasy
constricted
tight
grammatical category; syntactic category
strain; tighten
change; alter; modify
tense up; change state; turn
affect

taut or rigid; stretched tight¹
- tense piano strings¹
pronounced with relatively tense tongue muscles (e.g., the vowel sound in `beat')¹
in or of a state of physical or nervous tension¹
a grammatical category of verbs used to express distinctions of time¹
cause to be tense and uneasy or nervous or anxious¹
- he got a phone call from his lawyer that tensed him up¹
become tense, nervous, or uneasy¹
- He tensed up when he saw his opponent enter the room¹
increase the tension on¹
- alternately relax and tense your calf muscle¹
- tense the rope manually before tensing the spring¹
become stretched or tense or taut¹
- the bodybuilder's neck muscles tensed;¹

tense

noun

adjective

tense

adjective

Linguistik, ohne Steigerung: Eigenschaft von Vokalen, die darin besteht, dass der betreffende Vokal im Vergleich mit anderen, ungespannten mit einer erhöhten Muskelanspannung erzeugt wird
- gespannt → tense
nicht durchhängend
- straff → firm; taut; tautly; tense; tight; tightly

noun

Linguistik, speziell Grammatik: Eigenschaft, grammatische Kategorie des Verbs zur Anzeige einer Zeit oder Zeitstufe
- Tempus → tense

Cross Translation:

From	To	Via
• tense	→ spannungsgeladen; gespannt	↔ gespannen — ongemakkelijk, blijk gevend van stress, het punt van (uit-)barsten naderend
• tense	→ angespannt; gespannt	↔ gespannen — strak uitgerekt
• tense	→ bandagieren; mit Bandagen versehen; verbinden; aufziehen; spannen; anspannen; ausspannen; straffen; anziehen	↔ bander — (familier, fr) Occitanie\|fr exaspérer, gonfler.
• tense	→ steil; schroff; abschüssig; jäh; starr; steif	↔ raide — Traductions à trier suivant le sens
• tense	→ aufziehen; spannen; anspannen; ausspannen; straffen; anziehen	↔ raidir — tendre ou étendre avec force ; rendre raide.
• tense	→ aufziehen; spannen; anspannen; ausspannen; straffen; anziehen	↔ remonter — Traductions à trier suivant le sens
• tense	→ einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren	↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
• tense	→ aufziehen; spannen; anspannen; ausspannen; straffen; anziehen	↔ tendre — étirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.

Computer vertaling door derden: