Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: brand

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: brand

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. brand:
  2. Wiktionary:
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Brand:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor brand (Engels) in het Duits

brand:

brand [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the brand (name)
    – a name given to a product or service 1
    Markenzeichen; Zeichen; Handelszeichen
  2. the brand
    – identification mark on skin, made by burning 1
    Brandmal
    • Brandmal [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. the brand (trademark; brand name)
    – a name given to a product or service 1
    die Handelsmarke; die Schutzmarke; Warenzeichen
  4. the brand (stigma)
    Mal; Wundmal des Christus
  5. the brand (sword)
    – a cutting or thrusting weapon that has a long metal blade and a hilt with a hand guard 1
    Schwert
    • Schwert [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. the brand (trademark)
    – a recognizable kind 1
    die Handelsmarke; die Schutzmarke; Warenzeichen; Gütezeichen; Handelszeichen
  7. the brand (make; manufacture)
    – a recognizable kind 1
    die Anfertigung; die Herstellung

to brand werkwoord (brands, branded, branding)

  1. to brand (mark with a cross; mark)
    – a symbol of disgrace or infamy 1
    merken; ankreuzen; markieren; kennzeichnen; zeichnen
    • merken werkwoord (merke, merkst, merkt, merkte, merktet, gemerkt)
    • ankreuzen werkwoord (kreuze an, kreuzt an, kreuzte an, kreuztet an, angekreuzt)
    • markieren werkwoord (markiere, markierst, markiert, markierte, markiertet, markiert)
    • kennzeichnen werkwoord (kennzeichne, kennzeichnst, kennzeichnt, kennzeichnte, kennzeichntet, gekennzeichnet)
    • zeichnen werkwoord (zeichne, zeichnest, zeichnet, zeichnete, zeichnetet, gezeichnet)
  2. to brand (stigmatize; mark; burn; stigmatise)
    – to accuse or condemn or openly or formally or brand as disgraceful 1
    markieren; kennzeichnen; einbrennen; stigmatisieren; brandmarken
    • markieren werkwoord (markiere, markierst, markiert, markierte, markiertet, markiert)
    • kennzeichnen werkwoord (kennzeichne, kennzeichnst, kennzeichnt, kennzeichnte, kennzeichntet, gekennzeichnet)
    • einbrennen werkwoord (e brenn ein, st brenn ein, t brenn ein, te brenn ein, tet brenn ein, eingebrannt)
    • stigmatisieren werkwoord (stigmatisiere, stigmatisierst, stigmatisiert, stigmatisierte, stigmatisiertet, stigmatisiert)
    • brandmarken werkwoord (brandmarke, brandmarkst, brandmarkt, brandmarkte, brandmarktet, brandgemarkt)

Conjugations for brand:

present
  1. brand
  2. brand
  3. brands
  4. brand
  5. brand
  6. brand
simple past
  1. branded
  2. branded
  3. branded
  4. branded
  5. branded
  6. branded
present perfect
  1. have branded
  2. have branded
  3. has branded
  4. have branded
  5. have branded
  6. have branded
past continuous
  1. was branding
  2. were branding
  3. was branding
  4. were branding
  5. were branding
  6. were branding
future
  1. shall brand
  2. will brand
  3. will brand
  4. shall brand
  5. will brand
  6. will brand
continuous present
  1. am branding
  2. are branding
  3. is branding
  4. are branding
  5. are branding
  6. are branding
subjunctive
  1. be branded
  2. be branded
  3. be branded
  4. be branded
  5. be branded
  6. be branded
diverse
  1. brand!
  2. let's brand!
  5. branded
  6. branding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor brand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfertigung brand; make; manufacture creating; creation; fabrication; making; manufacture; preparation; production; seasoning
Brandmal brand
Gütezeichen brand; trademark control stamp; hallmark; quality label; quality mark
Handelsmarke brand; brand name; trademark brand name; trademark
Handelszeichen brand; name; trademark logo
Herstellung brand; make; manufacture construction; creating; creation; fabrication; making; manufacture; production
Mal brand; stigma time
Markenzeichen brand; name logo
Schutzmarke brand; brand name; trademark logo; registered trademark
Schwert brand; sword foil; sword
Warenzeichen brand; brand name; trademark trademark
Wundmal des Christus brand; stigma
Zeichen brand; name badge; character; decoration; gesture; licence number; licence plate; logo; medal; number plate; registration number; sign; signal
- blade; brand name; firebrand; make; mark; marque; stain; steel; stigma; sword; trade name
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ankreuzen brand; mark; mark with a cross check; mark; tick
brandmarken brand; burn; mark; stigmatise; stigmatize stigmatise; stigmatize; stigmify
einbrennen brand; burn; mark; stigmatise; stigmatize burn; scald; scorch; singe
kennzeichnen brand; burn; mark; mark with a cross; stigmatise; stigmatize characterise; characterize; define; depict; describe; determine; flag; mark; outline; typify
markieren brand; burn; mark; mark with a cross; stigmatise; stigmatize characterise; characterize; define; depict; describe; mark; select; tag
merken brand; mark; mark with a cross anticipate; encounter; experience; feel; get wind of; notice; observe; perceive; scent; see; sense; signal
stigmatisieren brand; burn; mark; stigmatise; stigmatize stigmatise; stigmatize; stigmify
zeichnen brand; mark; mark with a cross delineate; depict; draw; initial; paint; paraph; plot; portray; sign; sketch
- brandmark; denounce; mark; post; stigmatise; stigmatize; trademark

Verwante woorden van "brand":

  • branding, brands, brander

Synoniemen voor "brand":


Verwante definities voor "brand":

  1. a cutting or thrusting weapon that has a long metal blade and a hilt with a hand guard1
  2. a recognizable kind1
    • there's a new brand of hero in the movies now1
  3. a symbol of disgrace or infamy1
    • He had the brand of a traitor.2
  4. identification mark on skin, made by burning1
  5. a piece of wood that has been burned or is burning1
  6. mark or expose as infamous1
    • She was branded a loose woman1
  7. mark with a brand or trademark1
    • when this product is not branded it sells for a lower price1
  8. to accuse or condemn or openly or formally or brand as disgraceful1
  9. burn with a branding iron to indicate ownership; of animals1
  10. a name given to a product or service1

Wiktionary: brand

brand
noun
  1. a specific product, service, or provider so distinguished
  2. name, symbol, logo
  3. mark made by burning
brand
verb
  1. (transitiv) jemanden öffentlich bloßstellen, anprangern, heftig kritisieren
  2. (transitiv), historisch: jemandem mit dem Brandeisen ein Zeichen, meist auf die Stirn, als Strafe einbrennen
noun
  1. Ware mit einem bestimmten geschützten Namen
  2. Zeichen, oft kurz für Merkmal
  3. etwas, das in einer Fabrik fabriziert, hergestellt wird
  1. (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen
Cross Translation:
FromToVia
• brand → Marke ↔ merk — een herkenbaar product door een bepaalde producent vervaardigd
• brand → Warenzeichen; Marke; Logo ↔ marque — Marque commerciale.

Verwante vertalingen van brand



Duits

Uitgebreide vertaling voor brand (Duits) in het Engels

Brand:

Brand [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Brand (Feuer; Flamme; Flammenmeer; Feuermeer)
    the fire; the blaze; the flames
    • fire [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blaze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flames [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Brand (Ganggrän; Fäulnisbrand)
    the gangrene
    • gangrene [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Brand
    the fire
    • fire [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Brand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blaze Brand; Feuer; Feuermeer; Flamme; Flammenmeer Feuermeer; Feuersbrunst; Flammenmeer
fire Brand; Feuer; Feuermeer; Flamme; Flammenmeer Abfeuern; Erwärmung; Feuerung; Heizung; Herd; Kaminfeuer; Leidenschaft; Ofen; Passion; Schießen
flames Brand; Feuer; Feuermeer; Flamme; Flammenmeer Feuermeer; Feuersbrunst; Flammenmeer
gangrene Brand; Fäulnisbrand; Ganggrän
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blaze dominant anwesend sein; flackern; flammen; funkeln; leuchten; lichterloh brennen; lodern; scheinen; stark anwesend sein; strahlen
fire abbrennen; abdanken; ablehnen; abschieben; abweisen; anfeuern; anheizen; anspornen; ausbrennen; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; feuern; knallen; lösen; niederbrennen; schießen; suspendieren; verabschieden; von seiner Position vertreiben; zurückweisen

Synoniemen voor "Brand":


Wiktionary: Brand

Brand
noun
  1. Botanik: Kurzform für die Pflanzenkrankheiten Feuerbrand oder Bakterienbrand
  2. das Ausbrennen von Keramik
  3. das Absterben und Verfaulen von Körperstellen und Körperteilen, normalerweise hervorgerufen durch unzureichende Durchblutung, Infektion oder Thrombose
  4. (umgangssprachlich) großer Durst
  5. unkontrolliertes Feuer
Brand
noun
  1. occurrence of fire in a certain place
Cross Translation:
FromToVia
• Brand → gangrene ↔ koudvuur — de afsterving en ontbinding van een levend organisme
• Brand → ergot fungus ↔ ergot de seigle — mycologie|nocat=1 agri|fr Un champignon microscopique (Claviceps purpurea) appartenant à la classe des ascomycètes (Ascomycota) et à la sous-classe des pyrénomycètes, parasite des céréales, notamment du seigle et parfois du blé et formant des sclérotes noires, qui rappellent l’[
• Brand → fire; conflagration ↔ incendie — réaction de combustion, feu non maîtriser dans le temps et l’espace conduisant à l’embrasement d’un édifice, d’une maison, d’une forêt, etc.

Verwante vertalingen van brand







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0823 seconde
Page rendered in 1.0 seconds