Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. expenditure:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor expenditure (Engels) in het Duits

expenditure:

expenditure [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the expenditure (consumption; use)
    der Verbrauch; der Konsum; der Verzehr
    • Verbrauch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Konsum [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Verzehr [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the expenditure (spending)
    die Ausgabe
    • Ausgabe [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor expenditure:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausgabe expenditure; spending chapter; delivery; distribution; edition; episode; expense; extradition; granting; handing over; issue; noise level; output; sound intensity; sound level; sound volume; spending; volume
Konsum consumption; expenditure; use
Verbrauch consumption; expenditure; use consumption; usage
Verzehr consumption; expenditure; use
- consumption; expending; outgo; outlay; spending; using up

Verwante woorden van "expenditure":

  • expenditures

Synoniemen voor "expenditure":


Antoniemen van "expenditure":


Verwante definities voor "expenditure":

  1. the act of consuming something1
  2. the act of spending money for goods or services1
  3. money paid out; an amount spent1

Wiktionary: expenditure

expenditure
noun
  1. amount expended
  2. act of expending
expenditure
noun
  1. der Vorgang des Ausgebens, Austeilens, Aushändigens oder Verkündens einer Sache
  2. deutsches Zivilrecht: freiwilliges Vermögensopfer für fremde Interessen
  3. Mittel, die angewendet worden sind
  4. die benötigen Energie oder Arbeit, um eine Handlung durchführen oder etwas herstellen

Cross Translation:
FromToVia
expenditure Aufwand; Ausgabe; Auslage dépense — L’argent qu’on employer à quelque chose que ce pouvoir être.
expenditure Ausgang; Austritt; Aufwand; Ausgabe; Auslage sortieaction de sortir.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van expenditure