Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: deafness

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: deafness

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. deafness:
  2. deaf:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor deafness (Engels) in het Duits

deafness:

deafness [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the deafness (hardness of hearing)
    die Taubheit; die Gehörlosigkeit
  2. the deafness
    die Schwerhörigkeit; die Taubheit; die Gehörlosigkeit
  3. the deafness
    – Hearing impairment that results in complete loss of hearing. 1
    die Taubheit
    • Taubheit [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deafness:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gehörlosigkeit deafness; hardness of hearing
Schwerhörigkeit deafness
Taubheit deafness; hardness of hearing
- hearing loss

Verwante woorden van "deafness":


Synoniemen voor "deafness":


Verwante definities voor "deafness":

  1. partial or complete loss of hearing2
  2. Hearing impairment that results in complete loss of hearing.1

Wiktionary: deafness

deafness
noun
  1. condition of being deaf
deafness
noun
  1. der Zustand, taub zu sein, das heißt die Unfähigkeit zu hören
Cross Translation:
FromToVia
• deafness → Gehörlosigkeit ↔ doofheid — het onvermogen geluid waar te nemen
• deafness → Taubheit ↔ surdité — médecine|nocat=1 (term, pathologie) perte ou diminution notable du sens de l’ouïe.

deafness vorm van deaf:

deaf bijvoeglijk naamwoord

  1. deaf
    taub; gehörlos; hörbehindert

Vertaal Matrix voor deaf:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- deafen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- indifferent
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- hard of hearing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehörlos deaf
hörbehindert deaf hard of hearing; impaired hearing
taub deaf

Verwante woorden van "deaf":


Synoniemen voor "deaf":


Antoniemen van "deaf":


Verwante definities voor "deaf":

  1. lacking or deprived of the sense of hearing wholly or in part2
  2. (usually followed by `to') unwilling or refusing to pay heed2
    • deaf to her warnings2
  3. people who have severe hearing impairments2
    • many of the deaf use sign language2
  4. make or render deaf2

Wiktionary: deaf

deaf
noun
  1. deaf people considered as a group
adjective
  1. unable to hear
deaf
adjective
  1. ohne Gehör seiend, taub
  2. absolut gehörlos, nicht hörend
  3. für einen Moment schlechter oder nicht hörend
Cross Translation:
FromToVia
• deaf → taub ↔ doof — niet of minder goed tot horen in staat zijn
• deaf → taub ↔ sourd — Qui est privé du sens de l’ouïe
• deaf → taub ↔ sourdingue — populaire|fr Complètement sourd, dur de la feuille.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0324 seconde
Page rendered in 1.0 seconds