Engels

Uitgebreide vertaling voor surplus (Engels) in het Duits

surplus:

surplus [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the surplus
    der Rest; die Reste; der Überschuß; Zuviel; der Restbestand; der Überrest; Surplus
    • Rest [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reste [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Überschuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zuviel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Restbestand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überrest [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Surplus [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. the surplus
    Zuviel; Übermaß; der Überschuß; der Auswuchs; der Überfluß
  3. the surplus
    der Überschuß; Übermaß; im reichlichen Maße
  4. the surplus (credit balance)
    die Überschüsse

surplus bijvoeglijk naamwoord

  1. surplus (excess; superfluous)
    überflüssig; unnütz
  2. surplus
    positiv
  3. surplus (redundant; supernumerary)
    überzählig

Vertaal Matrix voor surplus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Auswuchs surplus excess; excrescence; exuberance; overflow; profusion
Rest surplus cleaning-rag; cloth; coupon; deposit; dregs; hash; last bit; lees; left over; mash; piece of cloth; polishing-cloth; remains; remnant; residue; residuum; rest; sediment; sludge; tail-end; the last bit; token; voucher
Restbestand surplus cleaning-rag; cloth; coupon; deposit; dregs; last bit; lees; piece of cloth; polishing-cloth; remains; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; tail-end; the last bit; token; voucher
Reste surplus
Surplus surplus coupon; token; voucher
Zuviel surplus excess; exuberance; overflow; profusion
im reichlichen Maße surplus
Überfluß surplus abundance; affluence; excess; exuberance; luxury; overflow; profusion
Übermaß surplus excess; exuberance; overflow; profusion
Überrest surplus coupon; remains; token; voucher
Überschuß surplus balance; excess; exuberance; overflow; profusion
Überschüsse credit balance; surplus balances; surplusses
- excess; nimiety; surplusage
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- excess; extra; redundant; spare; supererogatory; superfluous; supernumerary
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
positiv surplus
unnütz excess; superfluous; surplus good-for-nothing; mindless; senseless; useless
überflüssig excess; superfluous; surplus needless; redundant; superfluous; unnecessary
überzählig redundant; supernumerary; surplus

Verwante woorden van "surplus":

  • surpluses

Synoniemen voor "surplus":


Verwante definities voor "surplus":

  1. more than is needed, desired, or required1
    • surplus cheese distributed to the needy1
  2. a quantity much larger than is needed1

Wiktionary: surplus

surplus
noun
  1. excess, overplus
surplus
noun
  1. Wirtschaft: ein positiver Saldo, der Gewinn
  2. etwas, das in größerer Menge da ist, als benötigt

Verwante vertalingen van surplus



Duits

Uitgebreide vertaling voor surplus (Duits) in het Engels

Surplus:

Surplus [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Surplus (Überschuß; Rest; Reste; )
    the surplus
    • surplus [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Surplus (Coupon; Schein; Kassenschein; )
    the coupon; the voucher; the token
    • coupon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • voucher [the ~] zelfstandig naamwoord
    • token [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Surplus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coupon Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Empfangsschein; Überweisungsschein
surplus Rest; Restbestand; Reste; Surplus; Zuviel; Überrest; Überschuß Auswuchs; Zuviel; im reichlichen Maße; Überfluß; Übermaß; Überschuß; Überschüsse
token Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweis; Beweisstück; Erkennungsmarke; Gulden; Marke; Münze; Pfennig; Token
voucher Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beleg; Beweischen; Einzahlungsschein; Empfangsschein; Voucher; Überweisungsschein
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
surplus positiv; unnütz; überflüssig; überzählig

Synoniemen voor "Surplus":