Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal affluence

Vertaal affluence van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. affluence:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor affluence (Engels) in het Duits

affluence:

affluence [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the affluence (luxury; abundance)
    der Luxus; der Prunk; der Überfluß; die Pracht; die Stattlichkeit; die Fülle; der Glanz; die Herrlichkeit; der Reichtum; die Wonne; die Wollust; die Üppigkeit
    • Luxus [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Prunk [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überfluß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stattlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fülle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Glanz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Herrlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wonne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wollust [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Üppigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the affluence (prosperity; welfare; well-being; wealth)
    die Prosperität; Glück; Heil; der Erfolg; der Segen; Gedeihen
    • Prosperität [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Glück [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Heil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Erfolg [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Segen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gedeihen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor affluence:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Erfolg affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being action; bestseller; box-office success; chance; chart topper; cracker; fortunate; fortune; good luck; hit; luck; operation; prosperity; skin eruption; succeeding; success; windfall; working
Fülle abundance; affluence; luxury abundance; fullness; multitude; plenitude; profusion
Gedeihen affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being
Glanz abundance; affluence; luxury ceremony; cleaner; exhibition; gleam; performance; polish; show; showing
Glück affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being be happy; bit of good luck; bit of luck; blessedness; bliss; chance; deliciousness; euphoria; fortunate; fortune; glory; godsend; good luck; happiness; joy; luck; lucky coincidence; magnificence; piece of good luck; piece of luck; pleasant surprise; prosperity; sheer luck; stroke of luck; stroke of unexpected luck; success; well-being; windfall
Heil affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being benediction; blessing; boon
Herrlichkeit abundance; affluence; luxury blessedness; blessing; bliss; delicacies; deliciousness; delightfulness; glory; grandeur; grandiosity; happiness; haughtiness; impressiveness; joy; magnificence; majesty; pride; splendidness; stateliness; well-being
Luxus abundance; affluence; luxury opulence; richness; wealth
Pracht abundance; affluence; luxury beauty; ceremony; glory; grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; majesty; opulence; pride; procession; richness; rite; splendor; splendour; wealth
Prosperität affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being
Prunk abundance; affluence; luxury flightiness; frivolity; frivolousness; glory; splendor; splendour; vanity
Reichtum abundance; affluence; luxury ability; capability; capacity; opulence; quality; richness; wealth
Segen affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being benediction; benefits; blessing; blessings; boon
Stattlichkeit abundance; affluence; luxury abundance; bravery; celebration; ceremony; courage; daring; dignitary; eminence; feast; feasting; festive spirit; festivity; gallantry; grandeur; grandiosity; greatness; haughtiness; highness; impressiveness; loftiness; majesty; merry-making; merrymaking; multitude; party; pride; profusion; rite; stateliness; sturdiness; valor; valour; vigor; vigour
Wollust abundance; affluence; luxury ardor; ardour; craze; desire; eroticism; frenzy; lust; passion; rankness; sensualism; sensuality; urge
Wonne abundance; affluence; luxury blessedness; bliss; deliciousness; delight; enjoyment; glory; happiness; joy; magnificence; pleasure; well-being
Überfluß abundance; affluence; luxury excess; exuberance; overflow; profusion; surplus
Üppigkeit abundance; affluence; luxury abundance; friskiness; multitude; playfulness; profusion
- richness

Synoniemen voor "affluence":


Verwante definities voor "affluence":

  1. abundant wealth1

Wiktionary: affluence

affluence
noun
  1. eine Lebenslage, die mehr als das zum Leben Notwendige bietet
Cross Translation:
FromToVia
• affluence → Fülle; Überfluß; Menge ↔ abondance — Grande quantité
• affluence → Überfluss; Menge ↔ profusion — grand abondance.
• affluence → Reichtum ↔ richesse — opulence, abondance de biens.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0461 seconde
Page rendered in 1.0 seconds