Engels
Uitgebreide vertaling voor personal business (Engels) in het Duits
personal business: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- Personal: Privat; Freunde und Familie
- personal: persönlich; subjectiv; personenabhängig; relativ gesehen; privat; geschlossen
- Business: Geschäft
- business: Geschäfte; Angelegenehiten; Betrieb; Unternehmen; Firma; Holding; Geschäftsbetrieb; Handelsunternehmen; Holdinggesellschaft; Sache; Frage; Angelegenheit; Affäre; Wirtschaft; Ökonomie; Volkswirtschaft; Handel; Kommerzie; Genossenschaft; Gesellschaftsfirma; Geschäft; Laden; Handelsbetrieb; Ereignis; Vorgang; Geschehen; Begebenheit; Vorfall; Eintreten; Handelsware; Kaufware
- busy: lustig; fleißig; heiter; frisch; fröhlich; lebhaft; munter; freudig; üppig; lebendig; geschäftig; gesellig; flott; eifrig; emsig; gedrängt; quick; vergnüglich; existent; angeheitert; geräuschvoll; freudvoll; beschäftigt; aktiv; besetzt; gebucht
personal business:
Vertaal Matrix voor personal business:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| - | affairs; personal matters |