Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal persuasiveness

Vertaal persuasiveness van Engels naar Duits

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

persuasiveness:
- Überzeugungskraft; Überzeugungskräfte
persuasive:
- überredend
Wiktionary:
- persuasive → überzeugend
- persuasive → anziehend, attraktiv

Engels

Uitgebreide vertaling voor persuasiveness (Engels) in het Duits

persuasiveness:

persuasiveness [the ~] zelfstandig naamwoord

the persuasiveness
die Überzeugungskraft
- Überzeugungskraft [die ~] zelfstandig naamwoord
the persuasiveness (cogencies)
die Überzeugungskräfte
- Überzeugungskräfte [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor persuasiveness:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Überzeugungskraft	persuasiveness
Überzeugungskräfte	cogencies; persuasiveness
-	strength

Verwante woorden van "persuasiveness":

persuasive

Synoniemen voor "persuasiveness":

strength; power; powerfulness

Antoniemen van "persuasiveness":

unpersuasiveness

Verwante definities voor "persuasiveness":

the power to induce the taking of a course of action or the embracing of a point of view by means of argument or entreaty¹

persuasive:

persuasive bijvoeglijk naamwoord

persuasive
überredend
- überredend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor persuasive:

Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	entreating; moving
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
überredend	persuasive

Verwante woorden van "persuasive":

persuasiveness, persuasively

Synoniemen voor "persuasive":

coaxing; ingratiatory; cogent; telling; weighty; compelling; glib; glib-tongued; smooth-tongued; convincing
convincing

Antoniemen van "persuasive":

dissuasive

Verwante definities voor "persuasive":

intended or having the power to induce action or belief¹
- persuasive eloquence¹
- a most persuasive speaker¹
- a persuasive argument¹

Wiktionary: persuasive

persuasive

adjective

convincing
- persuasive → überzeugend

Cross Translation:

From	To	Via
• persuasive	→ anziehend; attraktiv	↔ attirant — Qui attirer. Il ne s’emploie guère qu’au figuré.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University