Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal spices

Vertaal spices van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. spices:
  2. spice:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor spices (Engels) in het Duits

spices:

spices [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spices (herbs; flavourings; seasonings)
    die Kräuter; die Würze
    • Kräuter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Würze [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the spices (seasonings; condiments)
    Aroma
    • Aroma [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. the spices (spice; herb; flavouring; )
    Gewürz; die Würze
    • Gewürz [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Würze [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. the spices (flavouring; flavoring)
    der Geschmacksstoff
  5. the spices (flavouring; seasoning; flavourings; spice; flavoring)
    der Geschmacksmacher; die Gewürze

Vertaal Matrix voor spices:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aroma condiments; seasonings; spices aroma; bouquet; flavoring; flavouring; fragrance; odor; odour; perfume; scent; seasoning; smell
Geschmacksmacher flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
Geschmacksstoff flavoring; flavouring; spices flavouring
Gewürz condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
Gewürze flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
Kräuter flavourings; herbs; seasonings; spices
Würze condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; herbs; seasonings; spice; spices condiment; seasoning

Verwante woorden van "spices":


spices vorm van spice:

to spice werkwoord (spices, spiced, spicing)

  1. to spice (add spice to; season)
    würzen
    • würzen werkwoord (würze, würzst, würzt, würzte, würztet, gewürzt)
  2. to spice (marinade; season; pickle)
    marinieren; einlegen; zubereiten; konservieren
    • marinieren werkwoord (mariniere, marinierst, mariniert, marinierte, mariniertet, mariniert)
    • einlegen werkwoord (lege ein, legst ein, legt ein, legte ein, legtet ein, eingelegt)
    • zubereiten werkwoord (zubereite, zubereitest, zubereitet, zuberitt, zuberittet, zuberitten)
    • konservieren werkwoord (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)

Conjugations for spice:

present
  1. spice
  2. spice
  3. spices
  4. spice
  5. spice
  6. spice
simple past
  1. spiced
  2. spiced
  3. spiced
  4. spiced
  5. spiced
  6. spiced
present perfect
  1. have spiced
  2. have spiced
  3. has spiced
  4. have spiced
  5. have spiced
  6. have spiced
past continuous
  1. was spicing
  2. were spicing
  3. was spicing
  4. were spicing
  5. were spicing
  6. were spicing
future
  1. shall spice
  2. will spice
  3. will spice
  4. shall spice
  5. will spice
  6. will spice
continuous present
  1. am spicing
  2. are spicing
  3. is spicing
  4. are spicing
  5. are spicing
  6. are spicing
subjunctive
  1. be spiced
  2. be spiced
  3. be spiced
  4. be spiced
  5. be spiced
  6. be spiced
diverse
  1. spice!
  2. let's spice!
  5. spiced
  6. spicing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

spice [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spice (herb; spices; flavouring; )
    Gewürz; die Würze
    • Gewürz [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Würze [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the spice (flavouring; seasoning; flavourings; spices; flavoring)
    der Geschmacksmacher; die Gewürze

Vertaal Matrix voor spice:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geschmacksmacher flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
Gewürz condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
Gewürze flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
Würze condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices condiment; flavourings; herbs; seasoning; seasonings; spices
- spicery; spiciness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einlegen marinade; pickle; season; spice can; conserve; fit in; insert; keep; mobilise; mobilize; mount; pickle; place in between; preserve; put in between; salt; souse; tin
konservieren marinade; pickle; season; spice bottle; can; conserve; cure; keep; pickle; preserve; salt; souse; tin
marinieren marinade; pickle; season; spice
würzen add spice to; season; spice
zubereiten marinade; pickle; season; spice brew; cook; make ready; prepare
- spice up; zest

Verwante woorden van "spice":


Synoniemen voor "spice":


Verwante definities voor "spice":

  1. the property of being seasoned with spice and so highly flavored1
  2. any of a variety of pungent aromatic vegetable substances used for flavoring food1
  3. aromatic substances of vegetable origin used as a preservative1
  4. make more interesting or flavorful1
  5. add herbs or spices to1

Wiktionary: spice

spice
noun
  1. plant matter used to season or flavour food
  2. any variety of spice
verb
  1. to add spice or spices to
spice
noun
  1. Aromatisierungsmittel; Substanz zur Beeinflussung des Geschmacks
  2. Pflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern
Cross Translation:
FromToVia
• spice → würzen ↔ kruiden — specerij bij een gerecht doen
• spice → würzen ↔ assaisonner — En cuisine
• spice → Gewürz; Gewürzpflanze; Spezerei; Würze ↔ épice — Condiment aromatique







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0295 seconde
Page rendered in 1.0 seconds