Engels

Uitgebreide synoniemen voor brisk in het Engels

brisk:

brisk bijvoeglijk naamwoord

  1. brisk
    quick; fast; rapid; swift; agile; dexterous; speedy; brisk; nimble; adroit; skilful; fledged; neat; clever; handy; expert; skillful
    • quick bijvoeglijk naamwoord
    • fast bijvoeglijk naamwoord
    • rapid bijvoeglijk naamwoord
    • swift bijvoeglijk naamwoord
    • agile bijvoeglijk naamwoord
    • dexterous bijvoeglijk naamwoord
    • speedy bijvoeglijk naamwoord
    • brisk bijvoeglijk naamwoord
    • nimble bijvoeglijk naamwoord
    • adroit bijvoeglijk naamwoord
    • skilful bijvoeglijk naamwoord, Brits
    • fledged bijvoeglijk naamwoord
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • clever bijvoeglijk naamwoord
    • handy bijvoeglijk naamwoord
    • expert bijvoeglijk naamwoord
    • skillful bijvoeglijk naamwoord, Amerikaans
  2. brisk
    resolute; brisk; courageous; firm; bold
  3. brisk
    alert; agile; brisk; rapid; quick; smart
    • alert bijvoeglijk naamwoord
    • agile bijvoeglijk naamwoord
    • brisk bijvoeglijk naamwoord
    • rapid bijvoeglijk naamwoord
    • quick bijvoeglijk naamwoord
    • smart bijvoeglijk naamwoord
  4. brisk
    sprightly; bustling; happy; lively; cheerful; gay; full of joy; buoyant; brisk; jolly; high-spirited; merry; upbeat
  5. brisk
    – very active 1
    brisk
    – very active 1
    • brisk bijvoeglijk naamwoord
      • doing a brisk business1
  6. brisk
    – quick and energetic 1
    merry; alert; brisk; lively; snappy; rattling; spanking; zippy
    – quick and energetic 1
    • merry bijvoeglijk naamwoord
      • a merry chase1
    • alert bijvoeglijk naamwoord
    • brisk bijvoeglijk naamwoord
      • a brisk walk in the park1
    • lively bijvoeglijk naamwoord
      • a lively gait1
    • snappy bijvoeglijk naamwoord
      • a snappy pace1
    • rattling bijvoeglijk naamwoord
      • traveling at a rattling rate1
    • spanking bijvoeglijk naamwoord
      • a spanking breeze1
    • zippy bijvoeglijk naamwoord
  7. brisk
    – imparting vitality and energy 1
    brisk; fresh; tonic; refreshing; bracing; refreshful
    – imparting vitality and energy 1

brisk werkwoord

  1. brisk
    – become brisk 1
    brisk; brisk up; brisken
    – become brisk 1

Verwante woorden van "brisk":


Alternatieve synoniemen voor "brisk":


Verwante definities voor "brisk":

  1. very active1
    • doing a brisk business1
  2. quick and energetic1
    • a brisk walk in the park1
  3. imparting vitality and energy1
  4. become brisk1
    • business brisked up1

Verwante synoniemen voor brisk