Engels

Uitgebreide synoniemen voor chaps in het Engels

chaps:

chaps [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chaps
    the guys; the fellows; the chaps; the blokes
    • guys [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fellows [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chaps [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blokes [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "chaps":


chap:

chap [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chap
    the man; the fellow; the gent; the bloke; the chap; the cove; the mister; the type
    • man [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mister [the ~] zelfstandig naamwoord
    • type [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the chap
    the chap; the man; the lad; the fellow; the bloke
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • man [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lad [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the chap
    the fellow; the guy; the chap; the lad
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lad [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the chap
    the guy; the bloke; the fellow; the chap
    • guy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the chap
    – (usually in the plural) leather leggings without a seat; joined by a belt; often have flared outer flaps; worn over trousers by cowboys to protect their legs 1
    the chap
    – (usually in the plural) leather leggings without a seat; joined by a belt; often have flared outer flaps; worn over trousers by cowboys to protect their legs 1
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the chap
    – a crack in a lip caused usually by cold 1
    the chap
    – a crack in a lip caused usually by cold 1
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the chap
    – a boy or man 1
    the fellow; the lad; the bloke; the chap; the gent; the blighter; the fella; the feller; the cuss
    – a boy or man 1
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
      • there's a fellow at the door1
    • lad [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he's a good bloke1
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
      • that chap is your host1
    • gent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blighter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fella [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feller [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cuss [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he's a likable cuss1
  8. the chap
    – a long narrow depression in a surface 1
    the crack; the chap; the fissure; the crevice; the cranny
    – a long narrow depression in a surface 1
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crevice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cranny [the ~] zelfstandig naamwoord

chap

  1. chap

chap werkwoord

  1. chap
    – crack due to dehydration 1
    chap
    – crack due to dehydration 1
    • chap werkwoord
      • My lips chap in this dry weather1

Verwante woorden van "chap":


Alternatieve synoniemen voor "chap":


Verwante definities voor "chap":

  1. (usually in the plural) leather leggings without a seat; joined by a belt; often have flared outer flaps; worn over trousers by cowboys to protect their legs1
  2. a crack in a lip caused usually by cold1
  3. a boy or man1
    • that chap is your host1
  4. a long narrow depression in a surface1
  5. crack due to dehydration1
    • My lips chap in this dry weather1

Verwante synoniemen voor chaps