Engels

Uitgebreide synoniemen voor clutter in het Engels

clutter:

clutter [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the clutter
    the accumulation; the collection; the gathering; the clutter; the compilation; the pile; the pack; the sorting; the sifting; the piling up
  2. the clutter
    the crowd; the herd; the clutter; the bunch; the troop; the wattle; the lot; the heap; the gang; the troupe; the load; the party; the pack
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • troop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wattle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • troupe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • load [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pack [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the clutter
    the crowd; the accumulation; the bunch; the assembling; the set; the gathering; the gang; the collection; the clutter; the party
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • accumulation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • assembling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gathering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • collection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the clutter
    – unwanted echoes that interfere with the observation of signals on a radar screen 1
    the clutter
    – unwanted echoes that interfere with the observation of signals on a radar screen 1
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the clutter
    – a confused multitude of things 1
    the clutter; the muddle; the jumble; the welter; the smother; the fuddle; the mare's nest
    – a confused multitude of things 1
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muddle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jumble [the ~] zelfstandig naamwoord
    • welter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smother [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fuddle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mare's nest [the ~] zelfstandig naamwoord

clutter werkwoord

  1. clutter
    – fill a space in a disorderly way 1
    clutter; clutter up
    – fill a space in a disorderly way 1

Verwante woorden van "clutter":

  • clutters

Alternatieve synoniemen voor "clutter":


Antoniemen van "clutter":


Verwante definities voor "clutter":

  1. unwanted echoes that interfere with the observation of signals on a radar screen1
  2. a confused multitude of things1
  3. fill a space in a disorderly way1

Verwante synoniemen voor clutter