Engels

Uitgebreide synoniemen voor craze in het Engels

craze:

craze [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the craze
    the rage; the mania; the fad; the craze
    • rage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mania [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fad [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the craze
    the passion; the heartiness; the ardor; the craze; the ardour; the fieriness; the fire
    • passion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heartiness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ardor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ardour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • fieriness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fire [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the craze
    the lust; the passion; the desire; the urge; the frenzy; the craze; the ardor; the rankness; the ardour
    • lust [the ~] zelfstandig naamwoord
    • passion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • desire [the ~] zelfstandig naamwoord
    • urge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • frenzy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ardor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • rankness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ardour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  4. the craze
    the mania; the craze; the exaggerated love
  5. the craze
    the rage; the craze; the mania
    • rage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mania [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the craze
    – a fine crack in a glaze or other surface 1
    the craze
    – a fine crack in a glaze or other surface 1
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the craze
    – an interest followed with exaggerated zeal 1
    the rage; the fad; the cult; the craze; the furore; the furor
    – an interest followed with exaggerated zeal 1
    • rage [the ~] zelfstandig naamwoord
      • it was all the rage that season1
    • fad [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he always follows the latest fads1
    • cult [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • furore [the ~] zelfstandig naamwoord
    • furor [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. the craze
    – state of violent mental agitation 1
    the frenzy; the fury; the craze; the delirium; the hysteria
    – state of violent mental agitation 1
    • frenzy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fury [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • delirium [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hysteria [the ~] zelfstandig naamwoord

craze werkwoord

  1. craze
    – develop a fine network of cracks 1
    craze
    – develop a fine network of cracks 1
  2. craze
    – cause to go crazy; cause to lose one's mind 1
    craze; madden
    – cause to go crazy; cause to lose one's mind 1

Verwante woorden van "craze":

  • crazes

Alternatieve synoniemen voor "craze":


Verwante definities voor "craze":

  1. a fine crack in a glaze or other surface1
  2. an interest followed with exaggerated zeal1
  3. state of violent mental agitation1
  4. develop a fine network of cracks1
  5. cause to go crazy; cause to lose one's mind1

Verwante synoniemen voor craze