Engels

Uitgebreide synoniemen voor crazy in het Engels

crazy:

crazy bijvoeglijk naamwoord

  1. crazy
    crazy; insane; ridiculous; daft; stupid; foolish; silly; mad; odd; idiotic; funny
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
    • insane bijvoeglijk naamwoord
    • ridiculous bijvoeglijk naamwoord
    • daft bijvoeglijk naamwoord
    • stupid bijvoeglijk naamwoord
    • foolish bijvoeglijk naamwoord
    • silly bijvoeglijk naamwoord
    • mad bijvoeglijk naamwoord
    • odd bijvoeglijk naamwoord
    • idiotic bijvoeglijk naamwoord
    • funny bijvoeglijk naamwoord
  2. crazy
    crazy
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
  3. crazy
    loony; potty; crazy; foolish; stark raving mad; stark staring mad; silly; stupid; nuts; stark mad
  4. crazy
    mentally disturbed; crazy; insane
  5. crazy
    potty; stark staring mad; crazy; stark raving mad; cracked; loony; bonkers; round the bend; nuts; crackers
  6. crazy
    weird; ridiculous; muzzy; foolish; odd; silly; insane; mixed up; daft; crazy; funny; idiotic; stupid; mad
    • weird bijvoeglijk naamwoord
    • ridiculous bijvoeglijk naamwoord
    • muzzy bijvoeglijk naamwoord
    • foolish bijvoeglijk naamwoord
    • odd bijvoeglijk naamwoord
    • silly bijvoeglijk naamwoord
    • insane bijvoeglijk naamwoord
    • mixed up bijvoeglijk naamwoord
    • daft bijvoeglijk naamwoord
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
    • funny bijvoeglijk naamwoord
    • idiotic bijvoeglijk naamwoord
    • stupid bijvoeglijk naamwoord
    • mad bijvoeglijk naamwoord
  7. crazy
    bizarre; fanciful; absurd; crazy
  8. crazy
    cracked; crazy
  9. crazy
    – intensely enthusiastic about or preoccupied with 1
    crazy; wild; dotty; gaga
    – intensely enthusiastic about or preoccupied with 1
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
      • crazy about cars and racing1
    • wild bijvoeglijk naamwoord
    • dotty bijvoeglijk naamwoord
    • gaga bijvoeglijk naamwoord
  10. crazy
    – possessed by inordinate excitement 1
    crazy
    – possessed by inordinate excitement 1
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
      • the crowd went crazy1
      • was crazy to try his new bicycle1
  11. crazy
    – bizarre or fantastic 1
    crazy
    – bizarre or fantastic 1
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
      • had a crazy dream1
      • wore a crazy hat1
  12. crazy
    – foolish; totally unsound 1
    crazy; half-baked; screwball; softheaded
    – foolish; totally unsound 1
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
      • a crazy scheme1
    • half-baked bijvoeglijk naamwoord
      • half-baked ideas1
    • screwball bijvoeglijk naamwoord
      • a screwball proposal without a prayer of working1
    • softheaded bijvoeglijk naamwoord
  13. crazy
    – affected with madness or insanity 1
    mad; sick; crazy; demented; unbalanced; unhinged; brainsick; disturbed
    – affected with madness or insanity 1

crazy [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the crazy
    – someone deranged and possibly dangerous 1
    the crazy; the loony; the weirdo; the nutcase; the looney
    – someone deranged and possibly dangerous 1
    • crazy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • loony [the ~] zelfstandig naamwoord
    • weirdo [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nutcase [the ~] zelfstandig naamwoord
    • looney [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "crazy":


Alternatieve synoniemen voor "crazy":


Verwante definities voor "crazy":

  1. intensely enthusiastic about or preoccupied with1
    • crazy about cars and racing1
  2. possessed by inordinate excitement1
    • the crowd went crazy1
    • was crazy to try his new bicycle1
  3. bizarre or fantastic1
    • had a crazy dream1
    • wore a crazy hat1
  4. foolish; totally unsound1
    • a crazy scheme1
  5. affected with madness or insanity1
  6. someone deranged and possibly dangerous1

Verwante synoniemen voor crazy