Engels

Uitgebreide synoniemen voor decency in het Engels

decency:

decency [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the decency
    the decency; the propriety; the gentility; the respectability; the seemliness; the becomingness
  2. the decency
    the politeness; the decency; the civility
  3. the decency
    the decency; the virtue; the modesty; the solidity; the chastity; the soundness
    • decency [the ~] zelfstandig naamwoord
    • virtue [the ~] zelfstandig naamwoord
    • modesty [the ~] zelfstandig naamwoord
    • solidity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chastity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • soundness [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the decency
    the courtesy; the decency; the courtliness; the good manners; the civility; the propriety; the etiquette; the good breeding; the manners; the gallantry
  5. the decency
    the tidiness; the orderliness; the neatness; the decency
  6. the decency
    the decency; the respectability; the propriety; the civility
  7. the decency
    the decency; the consideration; the discretion; the delicacy
  8. the decency
    the virtue; the decency
    • virtue [the ~] zelfstandig naamwoord
    • decency [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. the decency
    – the quality of being polite and respectable 1
    the decency
    – the quality of being polite and respectable 1
    • decency [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. the decency
    – the quality of conforming to standards of propriety and morality 1
    the decency
    – the quality of conforming to standards of propriety and morality 1
    • decency [the ~] zelfstandig naamwoord

decency

  1. decency

Verwante woorden van "decency":


Alternatieve synoniemen voor "decency":


Antoniemen van "decency":


Verwante definities voor "decency":

  1. the quality of being polite and respectable1
  2. the quality of conforming to standards of propriety and morality1

Verwante synoniemen voor decency