Overzicht
Engels Synoniemen: Meer gegevens...
- fairly:
-
fair:
- fair; fairground; funfair; village fair; carnival; bazaar
- fair; sporting; right; reasonable; moderate; blond; light-coloured; honest; passable; tolerable; relatively; relative; comparative; fairly; moderately; paradigmatic; sincere; upright; true; frank; open; straight; straightforward; plain; virtuous; decent; reputable; worthy; respectable; clean; golden; like gold
- fair; lovely; honest; straightforward
- fair; sightly; bonny; comely; bonnie; fairish; just; honest; clean; reasonable; average; mediocre; middling
- fair; fairly; evenhandedly; clean
- fair
Engels
Uitgebreide synoniemen voor fairly in het Engels
fairly:
-
fairly
quite; reasonably; considerably; rather; pretty; fairly-
quite bijwoord
-
reasonably bijwoord
-
considerably bijwoord
-
rather bijwoord
-
pretty bijvoeglijk naamwoord
-
fairly bijwoord
-
-
fairly
relatively; relative; comparative; fairly; moderately; paradigmatic; fair-
relatively bijwoord
-
relative bijvoeglijk naamwoord
-
comparative bijvoeglijk naamwoord
-
fairly bijwoord
-
moderately bijwoord
-
paradigmatic bijvoeglijk naamwoord
-
fair bijvoeglijk naamwoord
-
-
fairly
– to a moderately sufficient extent or degree 1pretty; fairly; somewhat; moderately; jolly; reasonably; middling; passably– to a moderately sufficient extent or degree 1-
pretty bijwoord
-
fairly bijwoord
-
somewhat bijwoord
-
moderately bijwoord
-
jolly bijwoord
-
reasonably bijwoord
-
middling bijwoord
-
passably bijwoord
-
-
fairly
– without favoring one party, in a fair evenhanded manner 1fair; fairly; evenhandedly– without favoring one party, in a fair evenhanded manner 1-
fair bijwoord
-
fairly bijwoord
-
evenhandedly bijwoord
-
-
fairly
– in conformity with the rules or laws and without fraud or cheating 1
-
fairly
-
fairly
-
fairly
Verwante woorden van "fairly":
Alternatieve synoniemen voor "fairly":
Antoniemen van "fairly":
Verwante definities voor "fairly":
fair:
-
the fair
-
the fair
-
the fair
– a traveling show; having sideshows and rides and games of skill etc. 1 -
the fair
– a sale of miscellany; often for charity 1 -
the fair
– a competitive exhibition of farm products 1 -
the fair
– gathering of producers to promote business 1
-
fair
-
fair
reasonable; moderate; fair-
reasonable bijvoeglijk naamwoord
-
moderate bijvoeglijk naamwoord
-
fair bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair
blond; light-coloured; fair-
blond bijvoeglijk naamwoord
-
light-coloured bijvoeglijk naamwoord
-
fair bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair
-
fair
-
fair
relatively; relative; comparative; fairly; moderately; paradigmatic; fair-
relatively bijwoord
-
relative bijvoeglijk naamwoord
-
comparative bijvoeglijk naamwoord
-
fairly bijwoord
-
moderately bijwoord
-
paradigmatic bijvoeglijk naamwoord
-
fair bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair
-
fair
-
fair
-
fair
-
fair
-
fair
-
fair
– very pleasing to the eye 1 -
fair
– (used of hair or skin) pale or light-colored 1 -
fair
– free of clouds or rain 1 -
fair
– (of a baseball) hit between the foul lines 1 -
fair
– free from favoritism or self-interest or bias or deception; conforming with established standards or rules 1 -
fair
– gained or earned without cheating or stealing 1 -
fair
– (of a manuscript) having few alterations or corrections 1 -
fair
– attractively feminine 1 -
fair
– not excessive or extreme 1fair; reasonable; fairish– not excessive or extreme 1-
fair bijvoeglijk naamwoord
-
reasonable bijvoeglijk naamwoord
-
fairish bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair
– lacking exceptional quality or ability 1
-
fair
– without favoring one party, in a fair evenhanded manner 1fair; fairly; evenhandedly– without favoring one party, in a fair evenhanded manner 1-
fair bijwoord
-
fairly bijwoord
-
evenhandedly bijwoord
-
-
fair
– in conformity with the rules or laws and without fraud or cheating 1
-
fair
– join so that the external surfaces blend smoothly 1