Engels

Uitgebreide synoniemen voor lump in het Engels

lump:

lump [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lump
    the lump; the curving; the bruise; the rounding; the swelling; the swollen spot
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • curving [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bruise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rounding [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swelling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swollen spot [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the lump
    the lump; the swelling; the swollen spot
  3. the lump
    the lump; the clot
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clot [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the lump
    the hump; the swelling; the lump
    • hump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swelling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the lump
    the lump; the little lump; the little bit; the piece
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • little lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • little bit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • piece [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the lump
    the bruise; the swelling; the lump; the bump
    • bruise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swelling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the lump
    – a compact mass 1
    the lump; the chunk; the ball; the clump; the clod; the glob
    – a compact mass 1
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chunk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ball [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a ball of mud caught him on the shoulder1
    • clump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clod [the ~] zelfstandig naamwoord
    • glob [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. the lump
    – a large piece of something without definite shape 1
    the lump; the hunk
    – a large piece of something without definite shape 1
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a lump of coal1
    • hunk [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a hunk of bread1
  9. the lump
    – an awkward stupid person 1
    the lump; the lout; the gawk; the oaf; the lubber; the clod; the lummox; the stumblebum; the goon
    – an awkward stupid person 1
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lout [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gawk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • oaf [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lubber [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clod [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lummox [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stumblebum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goon [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. the lump
    – an abnormal protuberance or localized enlargement 1
    the lump; the swelling; the puffiness
    – an abnormal protuberance or localized enlargement 1
    • lump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swelling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • puffiness [the ~] zelfstandig naamwoord

lump

  1. lump
  2. lump

lump werkwoord

  1. lump
    – group or chunk together in a certain order or place side by side 1
    lump; chunk; collocate
    – group or chunk together in a certain order or place side by side 1
  2. lump
    – put together indiscriminately 1
    lump; chunk
    – put together indiscriminately 1
    • lump werkwoord
      • lump together all the applicants1
    • chunk werkwoord

Verwante woorden van "lump":


Alternatieve synoniemen voor "lump":


Verwante definities voor "lump":

  1. a compact mass1
  2. a large piece of something without definite shape1
    • a lump of coal1
  3. an awkward stupid person1
  4. an abnormal protuberance or localized enlargement1
  5. group or chunk together in a certain order or place side by side1
  6. put together indiscriminately1
    • lump together all the applicants1

Verwante synoniemen voor lump