Engels

Uitgebreide synoniemen voor pique in het Engels

pique:

pique [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pique
    the spite; the peevishness; the pique; the surliness; the testiness; the tetchiness
  2. the pique
    the rancour; the grudge; the resentment; the spite; the pique; the ill-will; the rancor
    • rancour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • grudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • resentment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spite [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pique [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ill-will [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rancor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  3. the pique
    the susceptibility; the irritability; the pique; the touchiness
  4. the pique
    the irritability; the irritation; the pique
  5. the pique
    – tightly woven fabric with raised cords 1
    the pique
    – tightly woven fabric with raised cords 1
    • pique [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the pique
    – a sudden outburst of anger 1
    the temper; the pique; the irritation
    – a sudden outburst of anger 1
    • temper [the ~] zelfstandig naamwoord
      • his temper sparked like damp firewood1
    • pique [the ~] zelfstandig naamwoord
    • irritation [the ~] zelfstandig naamwoord

pique werkwoord

  1. pique
    – cause to feel resentment or indignation 1
    to offend; pique
    – cause to feel resentment or indignation 1
    • offend werkwoord (offends, offended, offending)
      • Her tactless remark offended me1
    • pique werkwoord

Verwante woorden van "pique":


Alternatieve synoniemen voor "pique":


Verwante definities voor "pique":

  1. tightly woven fabric with raised cords1
  2. a sudden outburst of anger1
  3. cause to feel resentment or indignation1