Engels

Uitgebreide synoniemen voor robbery in het Engels

robbery:

robbery [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the robbery
    the robbery; the theft
    • robbery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • theft [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the robbery
    the robbery; the despoilment; the deprivation; the stripping
  3. the robbery
    the squatting; the robbery; the burglary; the theft; the break-in
    • squatting [the ~] zelfstandig naamwoord
    • robbery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • burglary [the ~] zelfstandig naamwoord
    • theft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • break-in [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the robbery
    – larceny by threat of violence 1
    the robbery
    – larceny by threat of violence 1
    • robbery [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the robbery
    – plundering during riots or in wartime 1
    the robbery; the looting
    – plundering during riots or in wartime 1
    • robbery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • looting [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "robbery":

  • robberies

Alternatieve synoniemen voor "robbery":


Verwante definities voor "robbery":

  1. larceny by threat of violence1
  2. plundering during riots or in wartime1

Verwante synoniemen voor robbery