Overzicht


Engels

Uitgebreide synoniemen voor tenth in het Engels

tenth:

tenth bijvoeglijk naamwoord

  1. tenth
    tenth
    • tenth bijvoeglijk naamwoord
  2. tenth
    – coming next after the ninth and just before the eleventh in position 1
    tenth; 10th
    – coming next after the ninth and just before the eleventh in position 1
    • tenth bijvoeglijk naamwoord
    • 10th bijvoeglijk naamwoord

tenth [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tenth
    – a tenth part; one part in ten equal parts 1
    the tenth; the tenth part; the one-tenth; the ten percent
    – a tenth part; one part in ten equal parts 1
  2. the tenth
    – position ten in a countable series of things 1
    the tenth
    – position ten in a countable series of things 1
    • tenth [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "tenth":


Alternatieve synoniemen voor "tenth":


Verwante definities voor "tenth":

  1. coming next after the ninth and just before the eleventh in position1
  2. a tenth part; one part in ten equal parts1
  3. position ten in a countable series of things1

ten:

ten [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the ten
    – the cardinal number that is the sum of nine and one; the base of the decimal system 1
    the ten
    – the cardinal number that is the sum of nine and one; the base of the decimal system 1
    • ten [the ~] zelfstandig naamwoord
    the decade
    • decade [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the ten
    – the cardinal number that is the sum of nine and one; the base of the decimal system 1
    the decade; the ten; the tenner; the 10; the X
    – the cardinal number that is the sum of nine and one; the base of the decimal system 1
    • decade [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ten [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tenner [the ~] zelfstandig naamwoord
    • 10 [the ~] zelfstandig naamwoord
    • X [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the ten
    the ten
    • ten [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the ten
    – one of four playing cards in a deck with ten pips on the face 1
    the ten; the ten-spot
    – one of four playing cards in a deck with ten pips on the face 1
    • ten [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ten-spot [the ~] zelfstandig naamwoord

ten

  1. ten
    – being one more than nine 1
    ten
    – being one more than nine 1

ten bijvoeglijk naamwoord

  1. ten
    – being one more than nine 1
    ten; x; 10
    – being one more than nine 1
    • ten bijvoeglijk naamwoord
    • x bijvoeglijk naamwoord
    • 10 bijvoeglijk naamwoord

Verwante woorden van "ten":


Alternatieve synoniemen voor "ten":


Verwante definities voor "ten":

  1. being one more than nine1
  2. one of four playing cards in a deck with ten pips on the face1
  3. the cardinal number that is the sum of nine and one; the base of the decimal system1

Verwante synoniemen voor tenth