Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal trash

Synoniemen voor "trash" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. trash:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor trash in het Engels

trash:

trash [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the trash
    the garbage; the household refuse; the trash; the rubbish
  2. the trash
    the trash; the junk
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • junk [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the trash
    the rubbish; the caboodle; the trash; the mess; the mayhem
    • rubbish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • caboodle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mayhem [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the trash
    the rubbish; the rot-gut; the trash
    • rubbish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rot-gut [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the trash
    the kitsch; the knickknacks; the fake art; the junk; the trash
    • kitsch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • knickknacks [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fake art [the ~] zelfstandig naamwoord
    • junk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the trash
    the scum; the scrap; the trash; the dregs; the dross; the refuse; the vermin; the offal; the riff-raff
    • scum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • scrap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dregs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dross [the ~] zelfstandig naamwoord
    • refuse [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vermin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • offal [the ~] zelfstandig naamwoord
    • riff-raff [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the trash
    – nonsensical talk or writing 1
    the rubbish; the trash; the tripe; the trumpery; the wish-wash; the codswallop; the folderol; the applesauce
    – nonsensical talk or writing 1
    • rubbish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tripe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trumpery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wish-wash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • codswallop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • folderol [the ~] zelfstandig naamwoord
    • applesauce [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. the trash
    – worthless people 1
    the trash; the scum
    – worthless people 1
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • scum [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. the trash
    – worthless material that is to be disposed of 1
    the scrap; the rubbish; the trash
    – worthless material that is to be disposed of 1
    • scrap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rubbish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trash [the ~] zelfstandig naamwoord

to trash werkwoord (trashes, trashed, trashing)

  1. to trash
    to trash
    • trash werkwoord (trashes, trashed, trashing)
  2. to trash
    – express a totally negative opinion of 1
    to pan; to trash; to tear apart
    – express a totally negative opinion of 1
    • pan werkwoord (pans, panned, panning)
      • The critics panned the performance1
    • trash werkwoord (trashes, trashed, trashing)
    • tear apart werkwoord (tears apart, tore apart, tearing apart)
  3. to trash
    – dispose of (something useless or old) 1
    to scrap; to trash; junk
    – dispose of (something useless or old) 1
    • scrap werkwoord (scraps, scrapped, scrapping)
      • scrap your old computer1
    • trash werkwoord (trashes, trashed, trashing)
      • trash these old chairs1
    • junk werkwoord
      • junk an old car1

Conjugations for trash:

present
  1. trash
  2. trash
  3. trashes
  4. trash
  5. trash
  6. trash
simple past
  1. trashed
  2. trashed
  3. trashed
  4. trashed
  5. trashed
  6. trashed
present perfect
  1. have trashed
  2. have trashed
  3. has trashed
  4. have trashed
  5. have trashed
  6. have trashed
past continuous
  1. was trashing
  2. were trashing
  3. was trashing
  4. were trashing
  5. were trashing
  6. were trashing
future
  1. shall trash
  2. will trash
  3. will trash
  4. shall trash
  5. will trash
  6. will trash
continuous present
  1. am trashing
  2. are trashing
  3. is trashing
  4. are trashing
  5. are trashing
  6. are trashing
subjunctive
  1. be trashed
  2. be trashed
  3. be trashed
  4. be trashed
  5. be trashed
  6. be trashed
diverse
  1. trash!
  2. let's trash!
  5. trashed
  6. trashing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Verwante woorden van "trash":


Alternatieve synoniemen voor "trash":


Verwante definities voor "trash":

  1. nonsensical talk or writing1
  2. worthless people1
  3. worthless material that is to be disposed of1
  4. express a totally negative opinion of1
  5. dispose of (something useless or old)1
    • trash these old chairs1

Verwante synoniemen voor trash







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0249 seconde
Page rendered in 1.0 seconds