Overzicht
Engels naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. household:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor household (Engels) in het Spaans

household:

household [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the household (family; family unit)
    la familia
    • familia [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. the household
    el hogar
    • hogar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor household:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
familia family; family unit; household dynasty; family; gender; reign; sex
hogar household address; asylum; cooker; cooking range; cooking-stove; domicile; dwelling place; fireplace; fireside; furnace; habitat; hearth; heating-apparatus; home; own hearth; place of residence; refuge; residence; retreat; shelter; stove
- family; home; house; menage
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
familia family

Verwante woorden van "household":

  • households

Synoniemen voor "household":


Verwante definities voor "household":

  1. a social unit living together1
    • It was a good Christian household1

Wiktionary: household

household
adjective
  1. found in or having its origin in a home
  2. belonging to same house and family
noun
  1. those living in the same residence

Cross Translation:
FromToVia
household casa; hogar; familia Haushalt — Personengruppe, die zu [1a] gehört
household hogar foyer — Maison, demeure
household doméstica ménager — Celui, celle qui administre avec économie.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van household