Deficit: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

deficit:
- déficit; falta; carencia; deficiencia; deuda bancaria; debe; débito; saldo negativo
Wiktionary:
- deficit → déficit
- deficit → escasez, déficit, falta, desventaja

Spaans naar Engels: Meer gegevens...

déficit:
- shortage; deficiency; lack; deficit; shortcoming; insufficiency; shortfall; scarcity; tightness; famine; scantiness; paucity; needyness; debit; overdraft; bank debt; loss
Wiktionary:
- déficit → deficit, shortfall
- déficit → deficit, deficiency, difference, minus

Engels

Uitgebreide vertaling voor deficit (Engels) in het Spaans

deficit:

deficit [the ~] zelfstandig naamwoord

the deficit (shortage; deficiency; lack; shortcoming; insufficiency; shortfall)
el déficit; la falta; la carencia; la deficiencia
- déficit [el ~] zelfstandig naamwoord
- falta [la ~] zelfstandig naamwoord
- carencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- deficiencia [la ~] zelfstandig naamwoord
the deficit (bank debt; debit; overdraft)
la deuda bancaria; el debe; el débito; el saldo negativo; el déficit
- deuda bancaria [la ~] zelfstandig naamwoord
- debe [el ~] zelfstandig naamwoord
- débito [el ~] zelfstandig naamwoord
- saldo negativo [el ~] zelfstandig naamwoord
- déficit [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deficit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
carencia	deficiency; deficit; insufficiency; lack; shortage; shortcoming; shortfall	blank; crimp; deficiency; deprivation; disability; failure; famine; gap; handicap; hardship; hiatus; lack; lacuna; needyness; paucity; physical defect; poverty; scantiness; scarcity; shortage; shrinkage; tightness; void; want
debe	bank debt; debit; deficit; overdraft
deficiencia	deficiency; deficit; insufficiency; lack; shortage; shortcoming; shortfall	blank; defect; deficiency; disability; failure; fault; faultiness; flaw; gap; handicap; hiatus; impediment; imperfection; inadequacy; lack; lacuna; losing score; minus point; physical defect; point lost; poorness; shortage; shortcoming; void; want
deuda bancaria	bank debt; debit; deficit; overdraft
débito	bank debt; debit; deficit; overdraft	debit
déficit	bank debt; debit; deficiency; deficit; insufficiency; lack; overdraft; shortage; shortcoming; shortfall	famine; loss; needyness; paucity; scantiness; scarcity; shortage; tightness
falta	deficiency; deficit; insufficiency; lack; shortage; shortcoming; shortfall	blunder; crime; criminal offence; defect; delict; error; failing; failure; fault; flaw; gap; gas; hoot; howler; incorrectness; infraction; iniquity; injustice; misbehavior; misbehaviour; misdemeanor; misdemeanour; mistake; offence; offense; oversight; scream; shortage; slip; transgression; violation; wrong
saldo negativo	bank debt; debit; deficit; overdraft	negative balance
-	shortage; shortfall

Verwante definities voor "deficit":

the property of being an amount by which something is less than expected or required¹
- new blood vessels bud out from the already dilated vascular bed to make up the nutritional deficit¹
an excess of liabilities over assets (usually over a certain period)¹
- last year there was a serious budgetary deficit¹
(sports) the score by which a team or individual is losing¹
a deficiency or failure in neurological or mental functioning¹
- the people concerned have a deficit in verbal memory¹
- they have serious linguistic deficits¹

Wiktionary: deficit

deficit

noun

situation wherein spending exceeds government revenue
- deficit → déficit

Cross Translation:

From	To	Via
• deficit	→ escasez; déficit; falta	↔ tekort — een ontbrekende hoeveelheid
• deficit	→ déficit	↔ deficit — gebrek
• deficit	→ déficit	↔ Defizit — Verlust, Einbuße
• deficit	→ desventaja	↔ Manko — Mangel, Fehler

Verwante vertalingen van deficit

Spaans

Uitgebreide vertaling voor deficit (Spaans) in het Engels

déficit:

déficit [el ~] zelfstandig naamwoord

el déficit (falta; carencia; deficiencia)
the shortage; the deficiency; the lack; the deficit; the shortcoming; the insufficiency; the shortfall
- shortage [the ~] zelfstandig naamwoord
- deficiency [the ~] zelfstandig naamwoord
- lack [the ~] zelfstandig naamwoord
- deficit [the ~] zelfstandig naamwoord
- shortcoming [the ~] zelfstandig naamwoord
- insufficiency [the ~] zelfstandig naamwoord
- shortfall [the ~] zelfstandig naamwoord
el déficit (penuria; necesidad; insuficiencia; escasez; frugalidad; carencia; pobreza; privación; parquedad)
the scarcity; the shortage; the tightness; the famine; the scantiness; the paucity; the needyness
- scarcity [the ~] zelfstandig naamwoord
- shortage [the ~] zelfstandig naamwoord
- tightness [the ~] zelfstandig naamwoord
- famine [the ~] zelfstandig naamwoord
- scantiness [the ~] zelfstandig naamwoord
- paucity [the ~] zelfstandig naamwoord
- needyness [the ~] zelfstandig naamwoord
el déficit (deuda bancaria; debe; débito; saldo negativo)
the debit; the deficit; the overdraft; the bank debt
- debit [the ~] zelfstandig naamwoord
- deficit [the ~] zelfstandig naamwoord
- overdraft [the ~] zelfstandig naamwoord
- bank debt [the ~] zelfstandig naamwoord
el déficit
the loss
- loss [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor déficit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bank debt	debe; deuda bancaria; débito; déficit; saldo negativo
debit	debe; deuda bancaria; débito; déficit; saldo negativo	débito
deficiency	carencia; deficiencia; déficit; falta	ausencia; carencia; deficiencia; déficit de caja; escasez; imperfección; insuficiencia; necesidad; privación
deficit	carencia; debe; deficiencia; deuda bancaria; débito; déficit; falta; saldo negativo
famine	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	carestía; hambre
insufficiency	carencia; deficiencia; déficit; falta	insuficiencia
lack	carencia; deficiencia; déficit; falta	ausencia; carencia; deficiencia; escasez; insuficiencia; miseria; necesidad; pobreza; privación
loss	déficit	avería; caída; contra; daño; daños; derrota; desventaja; deterioro; detrimento; gastos imprevistos; inconveniente; perjuicios; pérdida; pérdidas
needyness	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
overdraft	debe; deuda bancaria; débito; déficit; saldo negativo
paucity	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	miseria; pobreza
scantiness	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; modestia; parquedad; pobreza; sencillez; sobriedad
scarcity	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
shortage	carencia; deficiencia; déficit; escasez; falta; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	carencia; defecto; deficiencia; escasez; fallo; falta; falta de peso
shortcoming	carencia; deficiencia; déficit; falta	deficiencia; fallo; imperfección; insuficiencia
shortfall	carencia; deficiencia; déficit; falta	insuficiencia
tightness	carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación	angostura; angustia; bochorno; concentración; desfiladero; estrechez; estrecho; tensión; tirantez
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
debit		Cargar
lack		estar ausente; faltar; faltar a; no estar presente; prescindir de

Synoniemen voor "déficit":

deuda; endeudamiento; adeudo; compromiso; débito; obligación; dita; cargo; pasivo; adeudamiento; debe

Wiktionary: déficit

déficit

noun

situation wherein spending exceeds government revenue
- deficit → déficit
An instance of not meeting a quota or of having an insufficient amount
- shortfall → déficit

Cross Translation:

From	To	Via
• déficit	→ deficit	↔ tekort — een ontbrekende hoeveelheid
• déficit	→ deficit	↔ deficit — gebrek
• déficit	→ deficit; deficiency	↔ Defizit — Verlust, Einbuße
• déficit	→ difference	↔ Differenz — Unterschied zweier Zahlen oder Größen
• déficit	→ minus	↔ Minus — ohne Plural: Fehlendes bei einer Abrechnung

Engelse en Spaanse zoekresultaten voor: deficit

Uitgebreide vertaling voor deficit (Engels) in het Spaans

deficit:

deficit [the ~] zelfstandig naamwoord

the deficit (shortage; deficiency; lack; shortcoming; insufficiency; shortfall)

the deficit (bank debt; debit; overdraft)

Vertaal Matrix voor deficit:

Verwante woorden van "deficit":

Synoniemen voor "deficit":

Antoniemen van "deficit":

Verwante definities voor "deficit":

Wiktionary: deficit

Verwante vertalingen van deficit

Uitgebreide vertaling voor deficit (Spaans) in het Engels

déficit:

déficit [el ~] zelfstandig naamwoord

el déficit (falta; carencia; deficiencia)

el déficit (penuria; necesidad; insuficiencia; escasez; frugalidad; carencia; pobreza; privación; parquedad)

el déficit (deuda bancaria; debe; débito; saldo negativo)

el déficit

Vertaal Matrix voor déficit:

Synoniemen voor "déficit":

Wiktionary: déficit

Verwante vertalingen van deficit