Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
sharp:
- aigu; en pointe; pointu; acéré; en flèche; prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; au fait; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement; perçant; cuisant; acerbe; incisif; tranchant comme une lame de rasoir; piquant; coupant; vilain; méchant; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres; maligne; perspicace; cinglant; d'un ton aigu; avec intelligence; denté; dentelé; fâché; furieux; fâcheux; en colère; furieusement; enragé; hargneux; fâcheuse; furieuse; roublard
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor sharp (Engels) in het Frans
sharp:
-
sharp (pointed)
-
sharp (pointed)
-
sharp (smart; perky; astute; clever; resourceful; wily; bright)
prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; au fait; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement-
prompt à la riposte bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
débrouillard bijvoeglijk naamwoord
-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
à propos bijvoeglijk naamwoord
-
sagace bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
tranchant bijvoeglijk naamwoord
-
astucieusement bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
judicieux bijvoeglijk naamwoord
-
vive bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
avec ruse bijvoeglijk naamwoord
-
fin bijvoeglijk naamwoord
-
alerte bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
astucieux bijvoeglijk naamwoord
-
avisé bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
au fait bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieux bijvoeglijk naamwoord
-
dégourdi bijvoeglijk naamwoord
-
intelligemment bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (sharp-edged)
-
sharp (razor-sharp)
-
sharp (cunning; vicious; mean; nasty; shrewd; sly; underhand; vile; slippery; false; low)
vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
miteux bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
roué bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
fieffé bijvoeglijk naamwoord
-
vilainement bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (sharp-edged; keen; pointed)
-
sharp (keen)
malin; maligne; perspicace; éveillé; vif-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
maligne bijvoeglijk naamwoord
-
perspicace bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (cutting; stinging)
cinglant; coupant; d'un ton aigu-
cinglant bijvoeglijk naamwoord
-
coupant bijvoeglijk naamwoord
-
d'un ton aigu bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (intelligent; smart; knowledgable; bright; wise; sensible; brainy; clever; brilliant)
intelligent; intelligemment; avec intelligence-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
intelligemment bijvoeglijk naamwoord
-
avec intelligence bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (jagged; keen-edged)
-
sharp (furious; blazing; angry; bitter; virulent; fiery; indignant; glaring)
acerbe; fâché; furieux; fâcheux; en colère; furieusement; enragé; hargneux; fâcheuse; furieuse-
acerbe bijvoeglijk naamwoord
-
fâché bijvoeglijk naamwoord
-
furieux bijvoeglijk naamwoord
-
fâcheux bijvoeglijk naamwoord
-
en colère bijvoeglijk naamwoord
-
furieusement bijvoeglijk naamwoord
-
enragé bijvoeglijk naamwoord
-
hargneux bijvoeglijk naamwoord
-
fâcheuse bijvoeglijk naamwoord
-
furieuse bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (nimble; clever; smart; quick)
-
sharp (bright; smart; clever)
Vertaal Matrix voor sharp:
Verwante woorden van "sharp":
Synoniemen voor "sharp":
Antoniemen van "sharp":
Verwante definities voor "sharp":
Wiktionary: sharp
sharp
Cross Translation:
adjective
sharp
-
able to cut easily
-
intelligent
- sharp → vif
-
pointed, able to pierce easily
-
of a note, played a semitone higher than usual
- sharp → dièse
-
having an intense, acrid flavour
- sharp → âcre
-
intense and sudden (of pain)
-
exact, precise, accurate, keen
-
offensive, critical, or acrimonious
-
stylish or attractive
-
forming a small angle
adjective
-
Se dit en parlant du fer lorsqu’on l’a garnir d’acier, ce qui permettre d’en rendre le tranchant plus affiler ou la pointe plus aiguë.
-
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
-
Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux.
-
Qui couper.
-
Qui couper ou qui est propre à couper.
-
didact|fr Qui mordre.
-
Qui percer, qui pénétrer.
-
Qui piquer.
-
Qui se termine en pointe
-
Qui est rigide, sans indulgence.
-
Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sharp | → affilé | ↔ scherp — goed snijdend |
• sharp | → double dièse | ↔ dubbelkruis — dubbele toonverhoging |
• sharp | → futé | ↔ hell — klug |
• sharp | → net | ↔ scharf — Optik: deutlich konturiert, mit klarem Umriss |
• sharp | → pointu | ↔ spitz — die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf |