Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. impair:
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. impair:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor impair (Engels) in het Frans

impair: (*Woord en zin splitter gebruikt)

impair:


Vertaal Matrix voor impair:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- deflower; mar; spoil; vitiate

Synoniemen voor "impair":


Verwante definities voor "impair":

  1. make worse or less effective1
    • His vision was impaired1
  2. make imperfect1

Wiktionary: impair

impair
verb
  1. have a diminishing effect on
impair



Frans

Uitgebreide vertaling voor impair (Frans) in het Engels

impair:

impair bijvoeglijk naamwoord

  1. impair (inégal)
    odd
    • odd bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor impair:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
odd impair; inégal absurde; baroque; bizarre; bizarrement; brumeux; bête; capricieux; caractéristique; cinglé; curieuse; curieux; d'une manière baroque; d'une manière imbécile; différemment; différent; dingue; divers; drôle; débile; délirant; dément; dérangé; effréné; excentrique; fantasque; farfelu; folle; follement; fou; frénétique; idiot; idiotement; imbécile; inhabituel; inhabituelle; insolant; insolante; loufoque; particulier; particulièrement; perturbé; rare; rarement; représentatif; singulier; singulière; singulièrement; sot; sottement; spécial; spécifique; stupide; toqué; troublé; typique; typiquement; à part; étrange; étrangement; étranger

Synoniemen voor "impair":


Wiktionary: impair

impair
adjective
  1. (mathématiques) Qui n’est pas divisible par deux.
    • impairodd
impair
adjective
  1. not divisible by two
noun
  1. A social blunder
  2. mistake

Cross Translation:
FromToVia
impair odd oneven — Niet deelbaar door twee