Flaw in het Frans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

flaw:
- fissure; rupture; crevasse; fêlure; gerçure; défaut; imperfection; déficit; manque; impuissance; faiblesse; sensibilité; lacune; faute; erreur; errance; bévue; gaffe; méprise; coup manqué; lapsus; égarement; incommodité; petit mal; infirmité légère; maladie légère
Wiktionary:
- flaw → tumulte, bourrasque, faille, fissure, défaut, dégât, insuffisance, manque, privation, préjudice, vice
- flaw → défaut

Engels

Uitgebreide vertaling voor flaw (Engels) in het Frans

flaw:

flaw [the ~] zelfstandig naamwoord

the flaw (crack; cracking; crash)
la fissure; la rupture; la crevasse; la fêlure; la gerçure
- fissure [la ~] zelfstandig naamwoord
- rupture [la ~] zelfstandig naamwoord
- crevasse [la ~] zelfstandig naamwoord
- fêlure [la ~] zelfstandig naamwoord
- gerçure [la ~] zelfstandig naamwoord
the flaw (fault; imperfection; defect)
le défaut; l'imperfection
- défaut [le ~] zelfstandig naamwoord
- imperfection [la ~] zelfstandig naamwoord
the flaw (gap)
le défaut; le déficit; le manque; l'impuissance; la faiblesse; la sensibilité; la lacune
- défaut [le ~] zelfstandig naamwoord
- déficit [le ~] zelfstandig naamwoord
- manque [le ~] zelfstandig naamwoord
- impuissance [la ~] zelfstandig naamwoord
- faiblesse [la ~] zelfstandig naamwoord
- sensibilité [la ~] zelfstandig naamwoord
- lacune [la ~] zelfstandig naamwoord
the flaw (error; incorrectness; fault; defect)
la faute; l'erreur; l'errance; le défaut; l'imperfection
- faute [la ~] zelfstandig naamwoord
- erreur [la ~] zelfstandig naamwoord
- errance [la ~] zelfstandig naamwoord
- défaut [le ~] zelfstandig naamwoord
- imperfection [la ~] zelfstandig naamwoord
the flaw (scream; howler; oversight; hoot; error; mistake; failing; slip; blunder; fault; gas)
la faute; la bévue; la gaffe; la méprise; le coup manqué; l'erreur; le défaut; l'errance; le lapsus; l'égarement
- faute [la ~] zelfstandig naamwoord
- bévue [la ~] zelfstandig naamwoord
- gaffe [la ~] zelfstandig naamwoord
- méprise [la ~] zelfstandig naamwoord
- coup manqué [le ~] zelfstandig naamwoord
- erreur [la ~] zelfstandig naamwoord
- défaut [le ~] zelfstandig naamwoord
- errance [la ~] zelfstandig naamwoord
- lapsus [le ~] zelfstandig naamwoord
- égarement [le ~] zelfstandig naamwoord
the flaw (ailment; infirmity)
l'incommodité; le petit mal; l'infirmité légère; la maladie légère
- incommodité [la ~] zelfstandig naamwoord
- petit mal [le ~] zelfstandig naamwoord
- infirmité légère [la ~] zelfstandig naamwoord
- maladie légère [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor flaw:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bévue	blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blooper; blunder; blundering; enormity; error; failure; miscalculation; miss; mistake; slipping; stumbling
coup manqué	blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake
crevasse	crack; cracking; crash; flaw	cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; groove; hole; interstice; mountain cleaves; notch; opening; recess; saving; slot; space; split; trench
défaut	blunder; defect; error; failing; fault; flaw; gap; gas; hoot; howler; imperfection; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	absence; blank; deficiency; deficit; disability; failing; failure; fault; feebleness; gap; handicap; hiatus; immorality; impediment; insufficiency; lack; lacuna; machine defect; shortage; shortcoming; shortfall; sin; vice; void; want; weakness
déficit	flaw; gap	deficiency; deficit; famine; insufficiency; lack; loss; needyness; paucity; scantiness; scarcity; shortage; shortcoming; shortfall; tightness
errance	blunder; defect; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	hike; ramble; wandering
erreur	blunder; defect; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blunder; error; failure; fault; miscalculation; miss; mistake
faiblesse	flaw; gap	defencelessness; defenselessness; fainting fit; feebleness; frailty; impotence; incapacity; lack of energy; languor; lethargy; powerlessness; sensitiveness; slackness; susceptibility; swoon; touchiness; trivial; vulnerability; weak point; weakness
faute	blunder; defect; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake
fissure	crack; cracking; crash; flaw	cracks; cranny; crevice; ditch; fissure; groove; opening; recess; slit; space; splits; trench
fêlure	crack; cracking; crash; flaw	crack; kink
gaffe	blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blooper; blunder; blundering; boat hook; boathook; enormity; punting-pole; slipping
gerçure	crack; cracking; crash; flaw
imperfection	defect; error; fault; flaw; imperfection; incorrectness	deficiency; disability; faultiness; handicap; impediment; imperfection; inadequacy; minor flaw; poorness; shortcoming
impuissance	flaw; gap	defencelessness; defenselessness; feebleness; frailty; impotence; incapacity; insolvency; insolvent; powerlessness; weakness
incommodité	ailment; flaw; infirmity	awkwardness
infirmité légère	ailment; flaw; infirmity
lacune	flaw; gap	blank; gap; hiatus; lacuna; void
lapsus	blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake; slip; slip of the tongue; slips; slips of the pen; slips of the tongue; writing errors
maladie légère	ailment; flaw; infirmity
manque	flaw; gap	blank; deficiency; deficit; disability; failure; famine; gap; handicap; hiatus; impediment; insufficiency; lack; lacuna; needyness; paucity; physical defect; scantiness; scarcity; shortage; shortcoming; shortfall; tightness; void; want
méprise	blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake
petit mal	ailment; flaw; infirmity
rupture	crack; cracking; crash; flaw	break; breaking; breaking off; breaks; fracture; rupture
sensibilité	flaw; gap	carnality; compassion; corporality; delicacy; emotion; excitement; feeling; frailty; frankness; impressionability; openness; passion; sensibility; sensitiveness; sensitivity; sentiment; sincerity; susceptibility; touch; touchiness; vulnerability
égarement	blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip	aberration; astonishment; bewilderment; confusion; digression; disorder; folly; infatuation; perplexedness; perplexity; puzzlement; standing agape; stay speechless; straying; stupidity; wandering
-	defect; fault
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	blemish
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	fault

Verwante woorden van "flaw":

flaws

Synoniemen voor "flaw":

defect; fault; imperfection; imperfectness
failing; weakness
blemish; damage

Verwante definities voor "flaw":

an imperfection in a plan or theory or legal document that causes it to fail or that reduces its effectiveness¹
defect or weakness in a person's character¹
- he had his flaws, but he was great nonetheless¹
an imperfection in an object or machine¹
- a flaw caused the crystal to shatter¹
add a flaw or blemish to; make imperfect or defective¹

Wiktionary: flaw

flaw

noun

burst of noise
- flaw → tumulte
burst of wind
- flaw → bourrasque
defect, fault
- flaw → faille
crack or breach
- flaw → fissure; défaut

flaw

noun

imperfection physique.
- défaut → imperfection; flaw; fault; defect; lack
dommage, détérioration amener par un accident ou une cause violente.
- dégât → damage; defect; flaw; harm; hurt; impairment; imperfection; loss
état de ce qui est insuffisant.
- insuffisance → shortfall; inadequacy; insufficiency; scarcity; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want
absence, défaut, fait de manquer.
- manque → absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want
perte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.
- privation → deprivation; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want
tort ; dommage.
- préjudice → harm; damage; detriment; disadvantage; hurt; injury; loss; defect; flaw; impairment; imperfection
Défaut.
- vice → fault; defect; flaw; deficiency; imperfection; impairment

Cross Translation:

From	To	Via
• flaw	→ défaut	↔ Fehler — eine schadhafte Stelle, eine Stelle mit einem Mangel

Verwante vertalingen van flaw

Remove Ads

Vertaal flaw van Engels naar Frans

Uitgebreide vertaling voor flaw (Engels) in het Frans

flaw:

flaw [the ~] zelfstandig naamwoord

the flaw (crack; cracking; crash)

the flaw (fault; imperfection; defect)

the flaw (gap)

the flaw (error; incorrectness; fault; defect)

the flaw (scream; howler; oversight; hoot; error; mistake; failing; slip; blunder; fault; gas)

the flaw (ailment; infirmity)

Vertaal Matrix voor flaw:

Verwante woorden van "flaw":

Synoniemen voor "flaw":

Verwante definities voor "flaw":

Wiktionary: flaw

Verwante vertalingen van flaw