Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. truss:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor truss (Engels) in het Frans

truss:

truss [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the truss (roofbeam; crossbeam; rafter; frame)
    le comble; la poutre
    • comble [le ~] zelfstandig naamwoord
    • poutre [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. the truss
    le comble; la ferme
    • comble [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ferme [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor truss:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comble crossbeam; frame; rafter; roofbeam; truss apex; climax; crossbeam; culminating point; culmination; peak; pinnacle; rafter; roofbeam; summit; top; zenith
ferme truss estate; farm; farm house; farmershome; farmhouse; farmstead; homestead; husbandry
poutre crossbeam; frame; rafter; roofbeam; truss beam; buttress; crossbeam; joist; rafter; roofbeam; supporting beam; supporting-beam
- corbel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bind; tie down; tie up
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comble brimful; brimfull; chock-a-block; chock-full; chockfull; crammed; crowded; filled; filled out; full; full to the brim; in abundance; in plenty; overcrowded; packed; plenty of; stuffed
ferme absolute; absolutely; bold; brisk; certain; certainly; courageous; decisive; definitely; determined; drastic; energetic; energetically; final; firm; forceful; full of energy; glorious; haughty; indisputable; lively; lofty; morally strong; of course; persistent; positive; positively; potent; powerful; proud; resolute; robust; solid; spirited; stable; standing-on; staunch; stiff; stout; strapping; strong; strong of character; substantial; sure; sure and certain; tough; unconditional; undoubted; unflinching; unshakable; vigorous

Verwante woorden van "truss":

  • trussed, trusses

Synoniemen voor "truss":


Verwante definities voor "truss":

  1. (architecture) a triangular bracket of brick or stone (usually of slight extent)1
  2. a framework of beams (rafters, posts, struts) forming a rigid structure that supports a roof or bridge or other structure1
  3. (medicine) a bandage consisting of a pad and belt; worn to hold a hernia in place by pressure1
  4. support structurally1
    • truss the roofs1
    • trussed bridges1
  5. secure with or as if with ropes1
  6. tie the wings and legs of a bird before cooking it1

Wiktionary: truss

truss
noun
  1. framework of beams
truss
noun
  1. assemblage de pièces destinées à supporter quelque chose

Cross Translation:
FromToVia
truss ferme KragbinderArchitektur, Bauwesen: eine Konstruktion, die nicht auf der Mauerkrone aufsitzt, sondern auf auskragenden Konsolen angebracht ist.

Verwante vertalingen van truss