Vanity in het Frans vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

Engels

Uitgebreide vertaling voor vanity (Engels) in het Frans

the vanity (frivolousness; frivolity; flightiness)
la vanité; l'orgueil; la frivolité; l'ostentation; la légèreté
- vanité [la ~] zelfstandig naamwoord
- orgueil [le ~] zelfstandig naamwoord
- frivolité [la ~] zelfstandig naamwoord
- ostentation [la ~] zelfstandig naamwoord
- légèreté [la ~] zelfstandig naamwoord
the vanity (haughtiness; pride)
la fierté; la vanité; l'orgueil
- fierté [la ~] zelfstandig naamwoord
- vanité [la ~] zelfstandig naamwoord
- orgueil [le ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fierté	haughtiness; pride; vanity	high-spirit; high-spiritedness; honor; honour; pride; sense of honour
frivolité	flightiness; frivolity; frivolousness; vanity	cheerfulness; child's work; children's work; flightiness; frivolity; frivolousness; light heartedness; lightheartedness; shallowness; superficiality; volatility
légèreté	flightiness; frivolity; frivolousness; vanity	airiness; cheerfulness; flightiness; frivolity; frivolousness; light heartedness; lightheartedness; lightness; rashness; shallowness; superficiality; volatility
orgueil	flightiness; frivolity; frivolousness; haughtiness; pride; vanity	arrogance; cockiness; conceit; conceitedness; condescension; haughtiness; high-spirit; high-spiritedness; honor; honour; impertinence; presumptuousness; pride; self-elevating; sense of honour
ostentation	flightiness; frivolity; frivolousness; vanity	cheerfulness; flightiness; frivolity; frivolousness; lightheartedness; ostentation; pompous ass; shallowness; superficiality; swank; volatility
vanité	flightiness; frivolity; frivolousness; haughtiness; pride; vanity	arrogance; barrenness; conceitedness; fruitlessness; haughtiness; infertility; presumptuousness; pretension
-	amour propre; conceit; conceitedness; dresser; dressing table; emptiness; self-love; toilet table
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	emptiness; frivolity

low table with mirror or mirrors where one sits while dressing or applying makeup¹
the trait of being unduly vain and conceited; false pride¹
the quality of being valueless or futile¹
- he rejected the vanities of the world¹
feelings of excessive pride¹

vanity

noun

vanity

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• vanity	→ vanité	↔ ijdelheid — het zich toeleggen op betekenisloze uiterlijkheden
• vanity	→ vanité	↔ Eitelkeit — übertriebene Sorge um eigene Vollkommenheit, das Eitelsein
• vanity	→ vanité	↔ Vanität — übermäßiger Stolz in jemandes eigenem Äusserem oder Ausführungen
• vanity	→ vanité	↔ Vanität — der Zustand eitel zu sein