Engels

Uitgebreide vertaling voor weekly (Engels) in het Frans

weekly:

weekly bijvoeglijk naamwoord

  1. weekly (hebdomadal; per week; every week; once a week; each week)
    hebdomadaire; par semaine; tous les huit jours

weekly [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the weekly (magazine; periodical; journal; )
    le magazine; l'hebdomadaire; le magazine mensuel; la revue; le périodique; le bulletin mensuel; la feuille mensuelle

Vertaal Matrix voor weekly:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulletin mensuel journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly monthly report; monthly review
feuille mensuelle journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly
hebdomadaire journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly
magazine journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly journal; journals; magazine; magazines; periodical; periodicals; review; television program; television programme
magazine mensuel journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly
périodique journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly journal; journals; magazine; magazines; periodical; periodicals
revue journal; magazine; message; monthly; monthly magazine; news; periodical; piece of news; report; weekly assessing; examining; journal; journals; magazine; magazines; march past; parade; periodical; periodicals; review; reviewing
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
périodique periodical; recurrent; recurring
- hebdomadal; hebdomadary
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- each week; every week; hebdomadally
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- weekly magazine; weekly paper
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hebdomadaire each week; every week; hebdomadal; once a week; per week; weekly
par semaine each week; every week; hebdomadal; once a week; per week; weekly
tous les huit jours each week; every week; hebdomadal; once a week; per week; weekly

Verwante woorden van "weekly":


Synoniemen voor "weekly":


Verwante definities voor "weekly":

  1. of or occurring every seven days1
    • a weekly visit1
    • weekly paper1
  2. without missing a week1
    • she visited her aunt weekly1
  3. a periodical that is published every week (or 52 issues per year)1

Wiktionary: weekly

weekly
adverb
  1. once every week
  2. every week
adjective
  1. happening once a week or every week
weekly
noun
  1. magazine hebdomadaire.
  2. Publication hebdomadaire.
  3. séquence constituée des sept jours : lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche.
adjective
  1. Qui revient, qui paraît chaque semaine.
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
weekly hebdomadaire weekblad — een publicatie die wekelijks verschijnt
weekly hebdomadaire wöchentlich — jede Woche wiederkehrend, in jeder Woche

Verwante vertalingen van weekly