Engels

Uitgebreide vertaling voor engaged (Engels) in het Nederlands

engaged:

engaged bijvoeglijk naamwoord

  1. engaged (busily engaged; busy; occupied; tied up)
    bezet; druk; drukbezet
  2. engaged
    onledig houden met
  3. engaged
    verloofd

Vertaal Matrix voor engaged:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
druk charges; circulation; compulsion; impression; pressure; print
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezet busily engaged; busy; engaged; occupied; tied up busy
druk busily engaged; busy; engaged; occupied; tied up active; actively; animated; busily; busy; hard-working; humming; industrious; industriously; operative; up; vibrant; working
drukbezet busily engaged; busy; engaged; occupied; tied up
verloofd engaged
- booked; busy; in use; intermeshed; meshed; occupied; set-aside
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- not at home; not in; unavailable; untraceable
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onledig houden met engaged

Verwante woorden van "engaged":


Synoniemen voor "engaged":


Verwante definities voor "engaged":

  1. having ones attention or mind or energy engaged1
    • deeply engaged in conversation1
  2. built against or attached to a wall1
    • engaged columns1
  3. having services contracted for1
    • the carpenter engaged (or employed) for the job is sick1
  4. (used of toothed parts or gears) interlocked and interacting1
    • the gears are engaged1
  5. involved in military hostilities1
    • the desperately engaged ships continued the fight1
  6. (of facilities such as telephones or lavatories) unavailable for use by anyone else or indicating unavailability; (`engaged' is a British term for a busy telephone line)1
    • receptionists' telephones are always engaged1
  7. reserved in advance1

Wiktionary: engaged

engaged
adjective
  1. already involved in a telephone call
  2. agreed to be married

Cross Translation:
FromToVia
engaged geëngageerd engagiertvehement für eine Sache eintretend, ein starkes Interesse an einer Sache habend

engaged vorm van engage:

to engage werkwoord (engages, engaged, engaging)

  1. to engage (utilize; apply; implement; )
    gebruiken; toepassen; aanwenden; benutten; aangrijpen
    • gebruiken werkwoord (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
    • toepassen werkwoord (pas toe, past toe, paste toe, pasten toe, toegepast)
    • aanwenden werkwoord (wend aan, wendt aan, wendde aan, wendden aan, aangewend)
    • benutten werkwoord (benut, benutte, benutten, benut)
    • aangrijpen werkwoord (grijp aan, grijpt aan, greep aan, grepen aan, aangegrepen)
  2. to engage (employ; hire; recruit; sign on)
    in dienst nemen; aannemen; aantrekken; inhuren
    • in dienst nemen werkwoord (neem in dienst, neemt in dienst, nam in dienst, namen in dienst, in dienst genomen)
    • aannemen werkwoord (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • inhuren werkwoord (huur in, huurt in, huurde in, huurden in, ingehuurd)
  3. to engage (initiate; operationalize; begin)
    erbij betrekken
    • erbij betrekken werkwoord (betrek erbij, betrekt erbij, betrok erbij, betrokken erbij, erbij betrokken)
  4. to engage (invite; invoke; enlist; )
    uitnodigen; engageren; inviteren
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
    • engageren werkwoord (engageer, engageert, engageerde, engageerden, geëngageerd)
    • inviteren werkwoord (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)
  5. to engage
    engageren; verbintenis aangaan
  6. to engage (register; sign on)
    inschrijven; aanmelden; aanmonsteren
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • aanmelden werkwoord (meld aan, meldt aan, meldde aan, meldden aan, aangemeld)
    • aanmonsteren werkwoord (monster aan, monstert aan, monsterde aan, monsterden aan, aangemonsterd)

Conjugations for engage:

present
  1. engage
  2. engage
  3. engages
  4. engage
  5. engage
  6. engage
simple past
  1. engaged
  2. engaged
  3. engaged
  4. engaged
  5. engaged
  6. engaged
present perfect
  1. have engaged
  2. have engaged
  3. has engaged
  4. have engaged
  5. have engaged
  6. have engaged
past continuous
  1. was engaging
  2. were engaging
  3. was engaging
  4. were engaging
  5. were engaging
  6. were engaging
future
  1. shall engage
  2. will engage
  3. will engage
  4. shall engage
  5. will engage
  6. will engage
continuous present
  1. am engaging
  2. are engaging
  3. is engaging
  4. are engaging
  5. are engaging
  6. are engaging
subjunctive
  1. be engaged
  2. be engaged
  3. be engaged
  4. be engaged
  5. be engaged
  6. be engaged
diverse
  1. engage!
  2. let's engage!
  3. engaged
  4. engaging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor engage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangrijpen laying hands on; taking hold of
aanmelden applying; entry; registration
aanmonsteren signing on; signing up
aannemen adoption; presumption; presupposition
aantrekken alluring; attiring; attracting; charming; clothing; dressing; inviting; pull; tempting
aanwenden administration; adoption; application; implementation; infliction; practice; practise; use; utilisation; utilization
gebruiken customs; habits; normal practice; standard practice; traditions
in dienst nemen employing; engaging; hiring
inhuren chartering; employing; employment; engaging; hiring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangrijpen administer; adopt; apply; avail oneself of; employ; enforce; engage; implement; make use of; practice; practise; take; use; utilise; utilize cause emotions; move; touch
aanmelden engage; register; sign on enlist; enrol; enroll; enter; inscribe; log on; logon; register; sign in; subscribe
aanmonsteren engage; register; sign on sail up
aannemen employ; engage; hire; recruit; sign on abide; accept; accept a gift; adopt; believe; believe in; collect; presume; receive; take; take on; take possession of
aantrekken employ; engage; hire; recruit; sign on advertise; advertize; draw new members; dress; make propaganda; publish; pull to; put on; recruit; solicit
aanwenden administer; adopt; apply; avail oneself of; employ; enforce; engage; implement; make use of; practice; practise; take; use; utilise; utilize apply; employ; make use of; take; use; utilise; utilize
benutten administer; adopt; apply; avail oneself of; employ; enforce; engage; implement; make use of; practice; practise; take; use; utilise; utilize apply; employ; make use of; take; use; utilise; utilize
engageren begin; call in; engage; enlist; initiate; invite; invoke; operationalize
erbij betrekken begin; engage; initiate; operationalize
gebruiken administer; adopt; apply; avail oneself of; employ; enforce; engage; implement; make use of; practice; practise; take; use; utilise; utilize apply; be on drugs; burn up; consume; deploy; dine; eat; employ; grab a bite; handle; have a meal; have dinner; have something to eat; make use of; munch; nibble; nybble; practice; practise; take; take drugs; use; use drugs; utilise; utilize
in dienst nemen employ; engage; hire; recruit; sign on
inhuren employ; engage; hire; recruit; sign on
inschrijven engage; register; sign on book; enlist; enrol; enroll; enter; enter in the land registry; give up; hand down; inscribe; register; subscribe; survey
inviteren begin; call in; engage; enlist; initiate; invite; invoke; operationalize appeal to; call in; enlist; invoke
toepassen administer; adopt; apply; avail oneself of; employ; enforce; engage; implement; make use of; practice; practise; take; use; utilise; utilize apply; employ; make use of; use; utilise; utilize
uitnodigen begin; call in; engage; enlist; initiate; invite; invoke; operationalize appeal; apply to; ask; beg; examine; invite; petition; pretest; query; request; require; test; try; try out
verbintenis aangaan engage
- absorb; affiance; betroth; charter; employ; engross; enlist; hire; lease; lock; mesh; occupy; operate; plight; prosecute; pursue; rent; take; wage
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
erbij betrekken involve
- hire; keep busy; occupy

Verwante woorden van "engage":


Synoniemen voor "engage":


Antoniemen van "engage":


Verwante definities voor "engage":

  1. get caught1
    • make sure the gear is engaged1
  2. consume all of one's attention or time1
  3. give to in marriage1
  4. keep engaged1
    • engaged the gears1
  5. engage for service under a term of contract1
  6. hire for work or assistance1
    • engage aid, help, services, or support1
  7. carry out or participate in an activity; be involved in1
    • They engaged in a discussion1
  8. carry on (wars, battles, or campaigns)1
  9. ask to represent; of legal counsel1
  10. engage or hire for work1

Wiktionary: engage

engage
verb
  1. to bind through legal or moral obligation

Cross Translation:
FromToVia
engage aannemen; aanwerven; huren; in dienst nemen; tewerkstellen embaucherengager un salarié, passer avec lui un contrat de travail.
engage koppelen; schakelen embrayermettre les parties d’un mécanisme qui devoir mouvoir en communication avec le moteur.
engage manen; aanmanen; aansporen engagermettre en gage, donner en gage.
engage bekleden; beslaan; bezetten; bezig houden; in beslag nemen; bewonen; inwonen occuper — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van engaged