Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. filter:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. filter:
  2. filteren:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor filter (Engels) in het Nederlands

filter:

filter [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the filter (coffee filter)
    de filter; het filterzakje
  2. the filter (rule)
    – A set of conditions and associated actions that may be applied to certain tasks. For example, an e-mail rule might stipulate that all messages from a particular sender be placed into a specific folder. 1
    de regel; filter
  3. the filter
    – A pattern or mask through which data is passed to separate specified items. 1

to filter werkwoord (filters, filtered, filtering)

  1. to filter (percolate; sieve; sift)
    zeven; filteren; doorzijgen; filtreren; ziften
    • zeven werkwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorzijgen werkwoord
    • filtreren werkwoord (filtreer, filtreert, filtreerde, filtreerden, gefiltreerd)
    • ziften werkwoord (zift, ziftte, ziftten, gezift)
  2. to filter
  3. to filter
    – To display files that meet certain criteria. For example, you might filter files by a particular author so that you only see the files written by that person. Filtering does not delete files, it simply changes the view so that you only see the files that meet your criteria. 1
    filteren
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)

Conjugations for filter:

present
  1. filter
  2. filter
  3. filters
  4. filter
  5. filter
  6. filter
simple past
  1. filtered
  2. filtered
  3. filtered
  4. filtered
  5. filtered
  6. filtered
present perfect
  1. have filtered
  2. have filtered
  3. has filtered
  4. have filtered
  5. have filtered
  6. have filtered
past continuous
  1. was filtering
  2. were filtering
  3. was filtering
  4. were filtering
  5. were filtering
  6. were filtering
future
  1. shall filter
  2. will filter
  3. will filter
  4. shall filter
  5. will filter
  6. will filter
continuous present
  1. am filtering
  2. are filtering
  3. is filtering
  4. are filtering
  5. are filtering
  6. are filtering
subjunctive
  1. be filtered
  2. be filtered
  3. be filtered
  4. be filtered
  5. be filtered
  6. be filtered
diverse
  1. filter!
  2. let's filter!
  3. filtered
  4. filtering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor filter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter coffee filter; filter
filterzakje coffee filter; filter
regel filter; rule line; prescription; recommendation; regulation; rule
zeven screens; sieves
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzijgen filter; percolate; sieve; sift
filteren filter; percolate; sieve; sift filter through; seep through
filtreren filter; percolate; sieve; sift
laten doorsijpelen filter
percoleren filter
zeven filter; percolate; sieve; sift
ziften filter; percolate; sieve; sift choose; pick; pick out; prefer; select; single out; sort out
- dribble; filter out; filtrate; percolate; permeate; separate out; sink in; strain; trickle
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter filter; rule
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeven seven
- sieve; strain

Verwante woorden van "filter":

  • filtering, filterable, filtered, filters, filterer

Synoniemen voor "filter":


Verwante definities voor "filter":

  1. device that removes something from whatever passes through it2
  2. an electrical device that alters the frequency spectrum of signals passing through it2
  3. pass through2
  4. remove by passing through a filter2
  5. run or flow slowly, as in drops or in an unsteady stream2
  6. A set of conditions and associated actions that may be applied to certain tasks. For example, an e-mail rule might stipulate that all messages from a particular sender be placed into a specific folder.1
  7. A pattern or mask through which data is passed to separate specified items.1
  8. To display only the rows in a list that satisfy the conditions you specify. You use the AutoFilter command to display rows that match one or more specific values, calculated values, or conditions.1
  9. To display files that meet certain criteria. For example, you might filter files by a particular author so that you only see the files written by that person. Filtering does not delete files, it simply changes the view so that you only see the files that meet your criteria.1

Wiktionary: filter

filter
verb
  1. to come or go a few at a time
  2. to pass through a filter or to act as though passing through a filter
  3. to sort, sift, or isolate
noun
  1. any device or procedure that acts to separate or isolate
  2. electronics or software to separate unwanted signal
  3. device for separating impurities from a fluid or other substance
filter
noun
  1. een voorwerp met kleine gaatjes waar water of gassen doorheen kunnen om gezuiverd te worden
verb
  1. door middel van een filter zuiveren of afscheiden

Cross Translation:
FromToVia
filter filter filtre — dispositif pour séparer
filter filteren; filtreren; zijgen filtrerpasser par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants.

Verwante vertalingen van filter



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor filter (Nederlands) in het Engels

filter:

filter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de filter (filterzakje)
    the filter; the coffee filter

filter

  1. filter (regel)
    the rule; the filter
    – A set of conditions and associated actions that may be applied to certain tasks. For example, an e-mail rule might stipulate that all messages from a particular sender be placed into a specific folder. 1
    • rule [the ~] zelfstandig naamwoord
    • filter [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. filter
    the filter
    – A pattern or mask through which data is passed to separate specified items. 1
    • filter [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor filter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coffee filter filter; filterzakje
filter filter; filterzakje; regel
rule filter; regel bewind; dienstvoorschrift; gezag; macht; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter doorzijgen; filteren; filtreren; laten doorsijpelen; percoleren; zeven; ziften
rule bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; heersen van griep; macht uitoefenen; opdragen; overheersen; regeren; verordenen; verordonneren; verspreiden van ziekte

Verwante woorden van "filter":

  • filteren, filters, filtertje, filtertjes

Wiktionary: filter

filter
noun
  1. een voorwerp met kleine gaatjes waar water of gassen doorheen kunnen om gezuiverd te worden
filter
noun
  1. any device or procedure that acts to separate or isolate
  2. electronics or software to separate unwanted signal
  3. device for separating impurities from a fluid or other substance

Cross Translation:
FromToVia
filter filter; screen filtre — dispositif pour séparer

filteren:

filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)

  1. filteren (doorzijgen; zeven; filtreren; ziften)
    to sieve; to sift; to filter; to percolate
    • sieve werkwoord (sieves, sieved, sieving)
    • sift werkwoord (sifts, sifted, sifting)
    • filter werkwoord (filters, filtered, filtering)
    • percolate werkwoord (percolates, percolated, percolating)
  2. filteren (doorsijpelen)
    to seep through; to filter through
    • seep through werkwoord (seeps through, seeped through, seeping through)
    • filter through werkwoord (filters through, filtered through, filtering through)
  3. filteren
    to filter
    – To display files that meet certain criteria. For example, you might filter files by a particular author so that you only see the files written by that person. Filtering does not delete files, it simply changes the view so that you only see the files that meet your criteria. 1
    • filter werkwoord (filters, filtered, filtering)

Conjugations for filteren:

o.t.t.
  1. filter
  2. filtert
  3. filtert
  4. filteren
  5. filteren
  6. filteren
o.v.t.
  1. filterde
  2. filterde
  3. filterde
  4. filterden
  5. filterden
  6. filterden
v.t.t.
  1. heb gefilterd
  2. hebt gefilterd
  3. heeft gefilterd
  4. hebben gefilterd
  5. hebben gefilterd
  6. hebben gefilterd
v.v.t.
  1. had gefilterd
  2. had gefilterd
  3. had gefilterd
  4. hadden gefilterd
  5. hadden gefilterd
  6. hadden gefilterd
o.t.t.t.
  1. zal filteren
  2. zult filteren
  3. zal filteren
  4. zullen filteren
  5. zullen filteren
  6. zullen filteren
o.v.t.t.
  1. zou filteren
  2. zou filteren
  3. zou filteren
  4. zouden filteren
  5. zouden filteren
  6. zouden filteren
en verder
  1. is gefilterd
  2. zijn gefilterd
diversen
  1. filter!
  2. filtert!
  3. gefilterd
  4. filterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor filteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter filter; filterzakje; regel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften laten doorsijpelen; percoleren
filter through doorsijpelen; filteren doorschemeren
percolate doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften
seep through doorsijpelen; filteren
sieve doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften
sift doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken

Verwante woorden van "filteren":


Wiktionary: filteren

filteren
verb
  1. to pass through a filter or to act as though passing through a filter
  2. to sort, sift, or isolate
  3. (transitive) pass a liquid through a porous substance
  4. (intransitive) drain through a porous substance

Cross Translation:
FromToVia
filteren filter; screen; strain filtrerpasser par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants.